Game of Thrones met konijntjes
De meesten die Waterschapsheuvel kennen, zijn waarschijnlijk niet bekend met het vijfhonderd pagina’s tellende boek van Richard Adams uit 1972. Het is eenvoudig na te gaan: noem de Engelse titel, Watership Down, en wie bleek wegtrekt, begint te trillen en ineens jeugdtrauma’s herleeft heeft de tekenfilm uit 1978 gezien. Nee, een verhaal over konijnen is niet lief, vrolijk en schattig.
Wie hoort dat een boek over pratende dieren gaat, bedenkt misschien iets te snel dat het een kinderboek is, en wie het woord ‘tekenfilm’ hoort, trekt al snel de conclusie dat er een jeugdig publiek mee geadresseerd wordt. En dan beginnen de botten te kraken en het bloed te stromen. Het is tekenend dat deze nieuwe vertaling van Waterschapsheuvel verzorgd is door Max Schuchart, die eerder Tolkiens In de ban van de ring vertaalde: net als hij begon Richard Adams zijn meesterwerk ooit als verhaaltje om zijn kinderen te amuseren, maar was het eindwerk dit stadium ver ontgroeid.
Lang geleden begon Adams zijn kinderen een verhaal te vertellen over twee wilde konijnen. Als je ze niet mak in een hokje houdt, zijn konijnen intelligente, goed georganiseerde dieren, ideale hoofdpersonen voor een fascinerend avonturenverhaal. Ze hebben een strenge hiërarchische sociale structuur, en mede daarom gelooft bijna niemand de kleine rammelaar Vijfje, als hij op een dag een visioen krijgt van een ramp die dreigt voor de kolonie waar hij in woont. Toch weet Vijfje een aantal andere konijnen te overtuigen, waaronder zijn vriend Hazelaar. Samen trekken ze naar het zuiden, op zoek naar een geschikte plaats om een nieuwe kolonie op te zetten – de Waterschapsheuvel.
Rondtrekkende konijnen hebben het niet makkelijk, en Adams beschrijft op soms gruwelijke wijze hoe het de konijnen vergaat. Als ze de Waterschapsheuvel hebben bereikt, waar Hazelaar het nieuwe Opperkonijn wordt, haalt de lezer opgelucht adem – maar het verhaal is dan pas halverwege. Dan wordt ineens duidelijk wat er al die tijd ontbrak – wat niet direct duidelijk was door de namen van de konijnen: “Wij hebben geen vrouwtjes,” verzucht Hazelaar. Dus besluiten ze de beklemmende dystopische kolonie van generaal Guldenroede te overvallen en wat vrouwtjes te ontvoeren.
Deze editie bevat reproducties van de waterverfschilderijen die Aldo Galli voor het boek maakte. Ze zijn erg mooi en geven een goed beeld van het Engelse landschap waarin de konijnen leven, en zijn op glanzend papier gedrukt in het midden van het boek om ze extra goed uit te laten komen. Dat geeft een mooi effect, maar als je het boek voor het eerst leest, is het niet fijn om de illustraties tegen te komen voordat je het verhaal kent.
Vorig jaar schreef Laline Paull De bijen, een boek dat een vergelijkbare opzet heeft: een gecompliceerde sociale structuur van een diersoort wordt door een lid van die gemeenschap beschreven. Adams heeft toch een beter verhaal neergezet: de konijnenwereld die hij neerzet is van a tot z uitgewerkt, inclusief eigen religie en mythologie, naast de zorgvuldig wetenschappelijk geïnformeerde beschrijving van het gedrag van konijnen.
Voor wie gewend is aan een laffe, dikke Flappie in een klein hokje, komt dit beeld van konijnen misschien als een schok. Adams toont ons ‘nature red in tooth and claw’, zoals Darwin het omschreef, en het resultaat is briljant. Konijnen zijn gewelddadig en soms moordlustig. Wie trouwens denkt dat dit geweld het boek ongeschikt maakt voor kinderen, moet even bedenken wat voor een kinderboeken Roald Dahl ook alweer aan het schrijven was toen Waterschapsheuvel uitkwam: Sjakie en de chocoladefabriek (1964) of De heksen (1983) bijvoorbeeld. Dit is een boek waar geen leeftijd aan vast te knopen is. Er zijn geen referentiepunten zoals bij verhalen die over mensen gaan, waarbij je herkent of de hoofdpersoon een kind is, een tiener of een volwassene. Het verhaal zal de lezer altijd aangrijpen, ongeacht de leeftijd.
Reageer op deze recensie