Ongrijpbaar, fantasierijk en rauw
De Finse auteur Selja Ahava (1974) schrijft scenario’s voor films en televisieseries. Daarnaast heeft ze vier romans op haar naam staan, waarvan de surrealistische titels tot de verbeelding spreken. Dingen die uit de hemel vallen vormt hierop geen uitzondering. Het gaat om haar tweede roman, waarmee ze in 2016 de European Union Prize for Literature in de wacht sleepte. Sophie Kuiper stond in voor de Nederlandse vertaling.
'Haar morbide gewaarwordingen leveren pijnlijke, kwaadaardige taferelen op.' - recensent Karla
Saara verliest haar moeder wanneer een blok ijs uit de hemel valt. Ze verhuist met haar vader naar tante Annu, die twee keer de hoofdprijs van de loterij binnenrijft. Deze vrouw correspondeert op haar beurt met een man die vijfmaal door de bliksem getroffen werd. En de nieuwe vriendin van vader is in verwachting van een foetus zonder benen. Dat zijn de verhaallijnen in een notendop. Daarrond creëert de auteur een fantasierijk universum, dat zich ontrolt in vier delen, verder onderverdeeld in korte hoofdstukjes.
In het eerste en laatste deel kijkt de jonge Saara onbevangen om zich heen in verwoede pogingen om te bevatten wat haar overkomt. Ze roept herinneringen op aan haar moeder, die via rake typeringen gestalte krijgt in uiteenlopende huiselijke situaties. Mama leest sprookjes voor zonder einde en geeft ze een eigen draai door zelfverzonnen zijpaden in te slaan. Op die manier voorziet ze de verhalen van een realistische toets. Soms resulteert dit in wrange humor, bijvoorbeeld bij Sneeuwwitje.
‘De prins boog voorover om Sneeuwwitje te kussen, maar jawel hoor, de schone maagd stonk vreselijk uit haar mond, en de prins aarzelde… Had ik nou maar een tandenborstel en mondwater meegenomen, dacht hij…’
Het meisje trekt lijnen rond kleine stukjes mama in een poging om haar terug heel te maken. Ze zoekt steun bij de duidelijkheid van Hercule Poirot, de beroemde detective van Agatha Christie. Hij zorgt er in de slotscènes altijd voor dat alles mooi op zijn plaats valt.
‘In films worden herinneringen in zwart-wit getoond. Iemand wordt langs de kant van de weg achtergelaten, door de achterruit van de wegrijdende auto zie je hem steeds kleiner worden en ten slotte helemaal verdwijnen. Zo gaan mensen dood in de film. Maar zo ziet het er in het echt niet uit. Mama wordt met het verstrijken van de tijd niet kleiner en haar kleuren verbleken niet. Mama barst in stukjes uiteen en die stukjes blijven in de lucht zweven. Het zijn heldere stukjes – haar, vingers, een grinnikende lach, huidplooien en neusgaten, knakkende knieën, een rommelende maag. Alleen mama zelf ontbreekt.’
Toen mama nog leefde, woonde het gezin in het Zaagselhuis, dat maar niet opgeknapt raakte. Na mama’s dood logeert het meisje tijdelijk met haar vader in Villa Veeltegroot, het ‘sprookjeskasteel’ van de inmiddels rijke tante Annu. Voor Saara is het moeilijk om terug te keren naar het vervallen Zaagselhuis met papa en zijn vriendin. Het huis ademt de verstilde herinneringen en geuren van vroeger. Mama spookt er rond en de grimmigste onderdelen uit de sprookjes houden het kind in hun greep.
Ahava maakt de kloof tussen de nuchtere belevingswereld van de volwassenen en de sprookjeslogica van het meisje subtiel tastbaar, met filmische beelden en zintuiglijke, plastische beschrijvingen. De ritmische zinsconstructies en speelse klanknabootsingen zijn schatplichtig aan klassieke kindervertellingen terwijl tante schapen houdt, die de cyclus van het leven symboliseren.
In het tweede deel hanteert de auteur een afwijkend stijlregister. Na een omstandige, zakelijke kroniek over Hamish MacKay, die vijf keer door de bliksem geveld wordt, volgt zijn correspondentie met tante Annu. Omdat ze beiden het toeval voorbij zijn, ziet ze in hem een gelijkgestemde die haar kan helpen. De brieven rijgen bizarre historische weetjes over extreem geluk en ongeluk aan elkaar.
'Soms valt de hemel op ons hoofd, soms zakt de grond onder onze voeten weg. Soms hebben we zo onbegrijpelijk veel geluk dat we er maar moeilijk mee kunnen leven.’
De zwangere vriendin levert in het derde deel een alternatieve kijk op de gebeurtenissen. In het oude huis, boordevol sporen uit een kapotgeslagen verleden, richt deze ‘indringster’ de blik op de toekomst en het bij voorbaat gebroken leven in haar buik. Haar morbide gewaarwordingen leveren pijnlijke, kwaadaardige taferelen op.
‘De tijd bleef stilstaan. We konden niet vooruit- en niet terugdenken. Iemand had een dikke witte lijn om onze gedachten getrokken en zo stonden ze stil, met ons erin gevangen.’
De vraag of de tijd alle wonden heelt komt herhaaldelijk in variaties voorbij. De tijd is een continuüm, de mens kan onmogelijk zien waar het begint of eindigt. Een onverbiddelijke willekeur overheerst. Selja Ahava kaart zware thema’s aan in Dingen die uit de hemel vallen, een intelligente, ongrijpbare roman, die ontroert in haar compromisloze rauwheid. Vooral de passages waarin het meisje aan het woord is beklijven, dankzij hun kinderlijke eerlijkheid. Aan dé sprookjesmantra ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’ kleeft een gitzwart randje, in het besef hoe onsamenhangend, chaotisch en onvoorspelbaar het leven zich aandient. Een wrede maar tegelijk troostrijke boodschap!
Reageer op deze recensie