Niet met een knal maar met een kreun
De dichter T.S. Eliot werd in 1888 geboren in Saint Louis. In 1914 verhuisde hij naar Engeland en groeide uit tot één van de belangrijkste vernieuwers van de poëzie. Hij was een voortrekker binnen de modernistische stroming en in 1948 kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur. In Gedichten 1917-1930 zijn de bundels Prufrock and Other Observations, Poems 1920, The Hollow Men, Ash-Wednesday en een aantal gedichten uit de reeks Ariel Poems opgenomen. Poems 1920 bevat vier Franstalige gedichten. Naast de originele versie is er steeds een vertaling opgenomen van Paul Claes.
Elke afdeling in het boek is voorzien van een toelichting. Claes schetst daarin het leven van Eliot en de invloed die dat had op zijn werk. Hij geeft aan wat de bronnen van Eliot waren en welke allusies gemaakt worden. Achteraan het boek is een hele reeks aantekeningen opgenomen die verhelderend kunnen werken.
De poëzie van T.S. Eliot geeft een inkijkje in het leven begin twintigste eeuw: de burgerij, het huwelijk en het geloof. Hij vond inspiratie bij dichters als Jules Laforgue en Walt Whitman. Hun werk gebruikte hij in zijn eigen gedichten. Hij stal als het ware ideeën om die vervolgens om te turnen in iets dat volledig van hemzelf was. Eliot ging prat op het idee dat poëzie een vorm was van ontsnappen aan de persoonlijkheid en pleitte voor een zekere afstandelijkheid. Dat blijkt uit zijn manier van schrijven, tegenstrijdig genoeg schemert volgens Paul Claes het persoonlijke leven van de schrijver duidelijk door in zijn gedichten.
Wat T.S. Eliot schrijft, is in z’n geheel eigenlijk niet zo spannend of erg poëtisch. De gedichten voelen aan als observaties die in een strakke vorm gegoten zijn. Zelden weet Eliot echt door te dringen. Dat kan de tijdsgeest zijn. Daarbij komt echter ook dat er in de weergave en de vertalingen een aantal slordigheden zijn geslopen die het lezen belemmeren. Knap om te lezen is wel het gedicht ‘The Hollow Men’. De laatste regels hiervan klinken menigeen wellicht bekend in de oren:
‘This is the way the world ends
Not with a bang but a whimper.’‘Zo eindigt de wereld
Niet met een knal maar met een kreun.’
Het gedicht, waarvan de eerste vier delen apart werden gepubliceerd en het vijfde deel pas later apart werd toegevoegd, is een sinistere klaagzang waarin woordherhaling een grote rol speelt. Dat werkt de troosteloosheid die eruit spreekt in de hand.
Om te genieten van het werk van T.S. Eliot moet het vanuit de periode bekeken worden waarin het is geschreven. In essentie is het niet absoluut nodig om te weten in welke mate de persoonlijke beslommeringen van de schrijver (zoals zijn mislukte huwelijk met Vivian Haigh-Wood) een rol speelden. Dat Eliot niet zingend en dansend door het leven ging, blijkt ook zonder die kennis. De toelichting bij de literaire referenties is echter welkom voor wie op dat vlak minder onderlegd is. Claes kwijt zich wat dat betreft goed van zijn taak in deze verzorgde uitgave.
Reageer op deze recensie