Waarom stranden walvissen?
Massastrandingen, zo heet de meest recente bundel van Moya De Feyter. Het woord roept beelden op van walvissen die zich massaal op de kust gooien en er sterven. Terwijl de wetenschap allerlei verklaringen heeft voor het stranden van walvissen en het gebruik van sonar jammer genoeg vaak leidt tot de dood van hele scholen, zoekt de auteur naar een geheel eigen verklaring. Hierbij stort ze zich op de natuur, het leven en onvermijdelijk ook de liefde.
‘ergens in de kamer moeten wij toch te vinden zijn’
In 2018 debuteerde De Feyter met de bundel Tot iemand eindelijk waarin ze aan de hand van losse gedichten thema’s verkende als verlies en relaties. Ze deed dat in een vrije vorm die in een nog harder uitgesproken vorm ook in Massastrandingen terugkomt. In haar poëzie heeft de schrijfster lak aan regels en kunstmatige vormen. De ene keer is ze trefzeker en haalt uit met slechts één enkele zin en op een andere bladzijde ramt een zee aan woorden keihard op de kust.
‘dit is een eiland van walvissenvlees
kruisje zetten, we zijn hier al geweest
we gieten emmer over spuigaten
maken iets kapot, uit gewoonte’
De gedichten in deze bundel voelen vaak meer aan als een poëtisch proza dat in stukken geknipt werd, maar in de verkeerde volgorde weer in elkaar gelijmd. Dat heeft het geheel daarom niet slechter gemaakt, de snippers passen wonderwel in elkaar. Anders dan in Tot iemand eindelijk is er hier aandacht voor het narratieve. De Feyter wil iets vertellen en vervlecht fragmenten over een storm, een sinaasappelboom, haast filosofische beschouwingen en schijnbaar willekeurige feiten met een dialoog waarvan het onduidelijk is of die niet enkel binnen het hoofd van de ik-figuur plaatsvindt. Het is chaos, met momenten overweldigend, maar tegelijkertijd zet het iets in beweging.
De opmaak van Massastrandingen is knap. Aan de hand van de druk zijn de verschillende verhaallijnen van elkaar te onderscheiden, maar gaan ze ook in elkaar over. Soms is het daardoor in eerste instantie niet duidelijk waar de gedachtestroom thuishoort of hoe die te onderscheiden is van het voorgaande fragment buiten de manier waarop ze weergegeven worden. Op bepaalde bladzijden leidt deze constructie tot gepriegel en had er beter voor een ander of groter lettertype gekozen kunnen worden, toch is het aangenaam vertoeven tussen de veelal rake bewoordingen en interpretaties.
Massastrandingen leest als een wervelstorm waarbij er meegesleurde brokstukken op de pagina’s landen en met die brokstukken wordt iets nieuws opgebouwd. Scherpe observaties en knappe metaforen maken indruk en de natuurfenomenen waardoor De Feyter zich heeft laten inspireren wikkelen zich als een deken om het leven heen en raken ermee verstrengeld.
Reageer op deze recensie