Hebban recensie
Mooi slotakkoord
Het is definitief voorbij, het wachten op de nieuwe Baantjer. Met het 70e deeltje De Cock en de dood in gebed is het allerlaatste avontuur van de vermoeide speurder te boek gesteld. Appie Baantjer houdt ermee op. En dat roept een nostalgisch gevoel op dat zich tijdens het lezen constant vertaalt in een milde glimlach rond de lippen.
Een overijverige agent arresteert een junk die onder bedreiging van geweld een Engelsman heeft beroofd. De jongen, Laurens van der Dungen, zegt dat hij het geld nodig heeft voor zijn verslaafde vriendin, Willemijn Handgraaf. Als zij haar verdovende middelen niet krijgt wordt zij zo onberekenbaar dat zij haar belofte om haar vader, de rijke Victor Handgraaf, te vermoorden wel eens waar kon maken. Wanneer De Cock en Vledder later naar de Keizersgracht gedirigeerd worden, waar een waterlijk is gevonden, treffen zij het dode lichaam aan van Victor Handgraaf. De veters van zijn schoenen zijn aan elkaar gebonden, de vingers van zijn handen zijn aan elkaar gelijmd. Hij lijkt al biddend te zijn gestorven. Natuurlijk maakt de vondst dochter Willemijn verdacht. Maar er zijn ook boze compagnons van de steenrijke Victor, waarvan een partner hem met de dood bedreigd heeft. Maar dan wordt er nog een dode gevonden met vastgelijmde handen en wordt de zaak pas goed gecompliceerd.
De Cock en de dood in gebed is beslist een van de betere deeltjes uit de reeks die zwaar leunt op een vaste formule. Appie Baantjer introduceert een aantal elementen die de formule nieuw leven in blazen. Zo zijn er een aantal alleraardigste beschrijvingen van het weer en van Amsterdam opgenomen, heeft Baantjer veel aandacht besteed aan de dialogen die beter uitgewerkt en langer zijn dan normaal en schemert de humor door in de vele scènes met zijn assistent Vledder. Grappiger dan ooit schildert Baantjer het verschil tussen de oude vermoeide De Cock en de actieve, opstandige Vledder die merendeels lijdzaam moet toezien hoe zijn baas het verhoren van de verdachten in zijn eentje volvoert.
Natuurlijk vergeet Baantjer de vaste elementen niet, het bezoek aan Smalle Lowietje, het introduceren van vele verdachten, het hoedje dat naar de kapstok wordt gegooid. Maar ze zijn net iets levendiger en met wisselende details beschreven, waardoor ze ineens weer leuk worden.
Het meest opvallend is echter dat Baantjer een aantal omstreden handelingen van de recherche vermeldt die zonder enige twijfel een hoog realiteitsgehalte hebben. Het zijn dingen waar de politie vroeger niet blij mee geweest zou zijn als ze in de openbaarheid waren gekomen. Maar nu, vele jaren later, permitteert Baantjer zich de vrijheid van zijn leeftijd en beschrijft de werkelijkheid zoals die was. Een verdachte wordt weggestuurd omdat de rechercheur dan geen lang verbaal moet maken waar toch niets mee gebeurt. Rechercheurs ritsen de gulp van een waterlijk open zodat ze kunnen zeggen dat de man in beschonken toestand in het water urineerde en daarna in het water is gevallen. Daarmee voorkomen ze dat ze een onderzoek moeten instellen. En wanneer rechercheurs een waterlijk vonden in een gracht die de scheiding vormde tussen twee districten, dan duwden ze het waterlijk naar de andere kant van de gracht zodat niet zij, maar hun collegas de zaak moesten oplossen. Al met al een leuk inkijkje in de mentaliteit van het rechercheteam van vroeger.
De Cock en de moord in gebed is een fraai slotakkoord. Een misdaadverhaal vol humor en begripvolle speldenprikjes in de richting van de vroegere politie. Vermakelijk, onderhoudend en persoonlijker dan ooit. Baantjer kent de taal van de straat. Hij houdt van de mensen met al hun zwakheden. Hij is de Simon Carmiggelt, of voor een nieuwere generatie de Martin Bril, van het misdaadverhaal. Een lach en een traan. Misdaad en menselijkheid. Zon laatste deeltje van een serie geeft een melancholiek gevoel. Bedankt Appie Baantjer, we zullen de nieuwe avonturen van je aandoenlijke speurder De Cock missen.
Een overijverige agent arresteert een junk die onder bedreiging van geweld een Engelsman heeft beroofd. De jongen, Laurens van der Dungen, zegt dat hij het geld nodig heeft voor zijn verslaafde vriendin, Willemijn Handgraaf. Als zij haar verdovende middelen niet krijgt wordt zij zo onberekenbaar dat zij haar belofte om haar vader, de rijke Victor Handgraaf, te vermoorden wel eens waar kon maken. Wanneer De Cock en Vledder later naar de Keizersgracht gedirigeerd worden, waar een waterlijk is gevonden, treffen zij het dode lichaam aan van Victor Handgraaf. De veters van zijn schoenen zijn aan elkaar gebonden, de vingers van zijn handen zijn aan elkaar gelijmd. Hij lijkt al biddend te zijn gestorven. Natuurlijk maakt de vondst dochter Willemijn verdacht. Maar er zijn ook boze compagnons van de steenrijke Victor, waarvan een partner hem met de dood bedreigd heeft. Maar dan wordt er nog een dode gevonden met vastgelijmde handen en wordt de zaak pas goed gecompliceerd.
De Cock en de dood in gebed is beslist een van de betere deeltjes uit de reeks die zwaar leunt op een vaste formule. Appie Baantjer introduceert een aantal elementen die de formule nieuw leven in blazen. Zo zijn er een aantal alleraardigste beschrijvingen van het weer en van Amsterdam opgenomen, heeft Baantjer veel aandacht besteed aan de dialogen die beter uitgewerkt en langer zijn dan normaal en schemert de humor door in de vele scènes met zijn assistent Vledder. Grappiger dan ooit schildert Baantjer het verschil tussen de oude vermoeide De Cock en de actieve, opstandige Vledder die merendeels lijdzaam moet toezien hoe zijn baas het verhoren van de verdachten in zijn eentje volvoert.
Natuurlijk vergeet Baantjer de vaste elementen niet, het bezoek aan Smalle Lowietje, het introduceren van vele verdachten, het hoedje dat naar de kapstok wordt gegooid. Maar ze zijn net iets levendiger en met wisselende details beschreven, waardoor ze ineens weer leuk worden.
Het meest opvallend is echter dat Baantjer een aantal omstreden handelingen van de recherche vermeldt die zonder enige twijfel een hoog realiteitsgehalte hebben. Het zijn dingen waar de politie vroeger niet blij mee geweest zou zijn als ze in de openbaarheid waren gekomen. Maar nu, vele jaren later, permitteert Baantjer zich de vrijheid van zijn leeftijd en beschrijft de werkelijkheid zoals die was. Een verdachte wordt weggestuurd omdat de rechercheur dan geen lang verbaal moet maken waar toch niets mee gebeurt. Rechercheurs ritsen de gulp van een waterlijk open zodat ze kunnen zeggen dat de man in beschonken toestand in het water urineerde en daarna in het water is gevallen. Daarmee voorkomen ze dat ze een onderzoek moeten instellen. En wanneer rechercheurs een waterlijk vonden in een gracht die de scheiding vormde tussen twee districten, dan duwden ze het waterlijk naar de andere kant van de gracht zodat niet zij, maar hun collegas de zaak moesten oplossen. Al met al een leuk inkijkje in de mentaliteit van het rechercheteam van vroeger.
De Cock en de moord in gebed is een fraai slotakkoord. Een misdaadverhaal vol humor en begripvolle speldenprikjes in de richting van de vroegere politie. Vermakelijk, onderhoudend en persoonlijker dan ooit. Baantjer kent de taal van de straat. Hij houdt van de mensen met al hun zwakheden. Hij is de Simon Carmiggelt, of voor een nieuwere generatie de Martin Bril, van het misdaadverhaal. Een lach en een traan. Misdaad en menselijkheid. Zon laatste deeltje van een serie geeft een melancholiek gevoel. Bedankt Appie Baantjer, we zullen de nieuwe avonturen van je aandoenlijke speurder De Cock missen.
1
Reageer op deze recensie