Hebban recensie
Hap
snap, slik, weg,Geheel volgens Amerikaans voorbeeld begint in Nederland de filosofie te ontstaan dat wat goed verkoopt, ook goed is. Kenmerkend voor dat gedachtegoed is de verering voor de politieromannetjes van Baantjer. Hij is Neerlands best verkopende fictie-auteur en derhalve bewierookt als Hollands Instituut en fenomeen. Nu heb ik niets tegen fenomenen. Het fenomeen Bouquette-reeks schenkt jaarlijks miljoenen vrouwen rode konen van romantiek, het fenomeen McDonalds verschaft miljoenen mensen minutenlang eetplezier. Mensen weten van tevoren exact wat ze krijgen. Alle verrassing is uitgesloten, alles is voorgebakken. De Cock is dan ook de Big Mac onder de politieromans: een tussendoortje, hap, snap, slik, weg. Lekker en niet moeilijk. Met kwaliteit heeft dat echter niets van doen.
Het gelijk van die stelling wordt opnieuw bewezen door de allernieuwste Baantjer “ De Cock en de dood van een kunstenaarâ€. Rechercheur De Cock wordt door zijn vriend, de kunstschilder Peter Karstens, bij hem thuis uitgenodigd. Karstens voelt zich bedreigd al wil hij over de aard van de dreiging geen mededeling doen. Zijn mooie vriendin Maria van Overloon woont voor de veiligheid ergens anders en Karstens heeft zich een grote waakhond aangeschaft. Kort daarna wordt Karstens vermoord aangetroffen op de Noordermarkt. Ook zijn hond is met enkele schoten om het leven gebracht. De moorden lijken gepleegd te zijn door een onbeduidend boefje uit de onderwereld. Maar wie is de opdrachtgever? Een (of meer) van de malafide medewerkers van veilinghuis Brilliance of Art, waar Karstens altijd zaken mee deed? En hoe past de rol van de rancuneuze nietsontziende Maria in het geheel? Na nog drie moorden en een inzinking ontrafelt De Cock zoals gewoonlijk hoogst persoonlijk de moorden.
Met enige goede wil kan je Baantjer een formule-schrijver noemen. Vanuit een andere optiek kan je hem gewoon een luie schrijver noemen. De opbouw van elk boekje is steevast hetzelfde: moord, bezoek aan plaats delict, mensen die zich aan het bureau vervoegen en anderen verdacht maken, op bezoek bij verdachten, nog een aantal moorden, cognacje bij Smalle Lowietje, conflict met de commissaris, zere benen, valstrik, de ontmaskering en de uitleg bij De Cock thuis. Maar niet alleen de verhaalopbouw blijft onveranderd.
Met gereformeerde zuinigheid schrijft Baantjer elk boekje weer hele stukken tekst van zichzelf over, met als motivatie dat mensen herkenbaarheid willen. Er wordt zelfs geen poging ondernomen om lichte variaties aan te brengen. Die luiheid, of gebrek aan fantasie, is in De Cock en de dood van een kunstenaar zelfs nog nadrukkelijker aanwezig. Een groot deel van de plot is klakkeloos overgenomen uit het boekje De Cock en de dwaze maagden. Verder sluipt er steeds meer nonchalance in de boekjes. Terwijl de verhalen zich in het verleden afspelen (o.a. gezien de omschrijving van de kleding), gebiedt De Cock een DNA-onderzoek. Een anachronisme, als een cowboy met een digitaal horloge in een oude western. DNA-onderzoek speelt pas sinds zo’n tien jaar een rol bij het politieonderzoek. En dan de karakters: De Cock is eigenlijk de enige die in de loop der jaren enigszins uitgediept is. Hij is de eenzame wolf: oud, moe, cynisch, zonder enig vertrouwen in het systeem waarin hij werkzaam is, maar wel prettig menslievend. Hij is de held die in zijn eentje alles oplost.
Naast hem opereert Vledder, die net als alle andere karakters zo plat is als een dubbeltje. Hij is de eeuwige bijfiguur, de opvliegende Katrien in de poppenkast van Jan Klaasen. Voor een goede politieroman is een dergelijke voorspelbaarheid en gebrek aan originaliteit, op alle fronten, absoluut dodelijk.
De boekjes van Baantjer zijn sleets. Ze hebben niets meer van de frisheid en experimenteerdrift van de eerste delen. Hun populariteit wordt overeind gehouden door de tv-serie die de verkoopt opstuwt.Waarom de Baantjers ooit zo populair zijn geworden is overigens niet moeilijk te bedenken. In de jaren zestig was nauwelijks concurrentie. Verder waren de boekjes van Baantjer in al hun braafheid voor een groot publiek pikant, omdat ze zich afspeelden in de warme buurt van Amsterdam. Een gebied dat tot de verbeelding sprak. Baantjer, als ex-rechercheur van Bureau Warmoestraat, wist waar hij het over had. En, heel belangrijk, hij was een gewone jongen uit het volk. Daar houden wij Nederlanders van: Frans Bauer, Andre Hazes, Appie Baantjer. Gewone jongens. Bij gebrek aan beter, zullen we ons aan die gedachte moeten warmen.
Het gelijk van die stelling wordt opnieuw bewezen door de allernieuwste Baantjer “ De Cock en de dood van een kunstenaarâ€. Rechercheur De Cock wordt door zijn vriend, de kunstschilder Peter Karstens, bij hem thuis uitgenodigd. Karstens voelt zich bedreigd al wil hij over de aard van de dreiging geen mededeling doen. Zijn mooie vriendin Maria van Overloon woont voor de veiligheid ergens anders en Karstens heeft zich een grote waakhond aangeschaft. Kort daarna wordt Karstens vermoord aangetroffen op de Noordermarkt. Ook zijn hond is met enkele schoten om het leven gebracht. De moorden lijken gepleegd te zijn door een onbeduidend boefje uit de onderwereld. Maar wie is de opdrachtgever? Een (of meer) van de malafide medewerkers van veilinghuis Brilliance of Art, waar Karstens altijd zaken mee deed? En hoe past de rol van de rancuneuze nietsontziende Maria in het geheel? Na nog drie moorden en een inzinking ontrafelt De Cock zoals gewoonlijk hoogst persoonlijk de moorden.
Met enige goede wil kan je Baantjer een formule-schrijver noemen. Vanuit een andere optiek kan je hem gewoon een luie schrijver noemen. De opbouw van elk boekje is steevast hetzelfde: moord, bezoek aan plaats delict, mensen die zich aan het bureau vervoegen en anderen verdacht maken, op bezoek bij verdachten, nog een aantal moorden, cognacje bij Smalle Lowietje, conflict met de commissaris, zere benen, valstrik, de ontmaskering en de uitleg bij De Cock thuis. Maar niet alleen de verhaalopbouw blijft onveranderd.
Met gereformeerde zuinigheid schrijft Baantjer elk boekje weer hele stukken tekst van zichzelf over, met als motivatie dat mensen herkenbaarheid willen. Er wordt zelfs geen poging ondernomen om lichte variaties aan te brengen. Die luiheid, of gebrek aan fantasie, is in De Cock en de dood van een kunstenaar zelfs nog nadrukkelijker aanwezig. Een groot deel van de plot is klakkeloos overgenomen uit het boekje De Cock en de dwaze maagden. Verder sluipt er steeds meer nonchalance in de boekjes. Terwijl de verhalen zich in het verleden afspelen (o.a. gezien de omschrijving van de kleding), gebiedt De Cock een DNA-onderzoek. Een anachronisme, als een cowboy met een digitaal horloge in een oude western. DNA-onderzoek speelt pas sinds zo’n tien jaar een rol bij het politieonderzoek. En dan de karakters: De Cock is eigenlijk de enige die in de loop der jaren enigszins uitgediept is. Hij is de eenzame wolf: oud, moe, cynisch, zonder enig vertrouwen in het systeem waarin hij werkzaam is, maar wel prettig menslievend. Hij is de held die in zijn eentje alles oplost.
Naast hem opereert Vledder, die net als alle andere karakters zo plat is als een dubbeltje. Hij is de eeuwige bijfiguur, de opvliegende Katrien in de poppenkast van Jan Klaasen. Voor een goede politieroman is een dergelijke voorspelbaarheid en gebrek aan originaliteit, op alle fronten, absoluut dodelijk.
De boekjes van Baantjer zijn sleets. Ze hebben niets meer van de frisheid en experimenteerdrift van de eerste delen. Hun populariteit wordt overeind gehouden door de tv-serie die de verkoopt opstuwt.Waarom de Baantjers ooit zo populair zijn geworden is overigens niet moeilijk te bedenken. In de jaren zestig was nauwelijks concurrentie. Verder waren de boekjes van Baantjer in al hun braafheid voor een groot publiek pikant, omdat ze zich afspeelden in de warme buurt van Amsterdam. Een gebied dat tot de verbeelding sprak. Baantjer, als ex-rechercheur van Bureau Warmoestraat, wist waar hij het over had. En, heel belangrijk, hij was een gewone jongen uit het volk. Daar houden wij Nederlanders van: Frans Bauer, Andre Hazes, Appie Baantjer. Gewone jongens. Bij gebrek aan beter, zullen we ons aan die gedachte moeten warmen.
1
Reageer op deze recensie