Zwanenzang van een meesterspion
Zelden is de naam van een schrijver zo vereenzelvigd met een genre als die van John le Carré (88 jaar) met de spionageroman. Vanaf zijn derde boek The Spy Who Came In From the Cold (Spion aan de muur), dat bij verschijning in 1963 een ware sensatie veroorzaakte, stond hij garant voor kwaliteit. De 29 boeken die de grootmeester schreef, werden door critici louter met drie, vier en vijf sterren bedeeld. In tegenstelling tot Ian Fleming die zijn macho held James Bond wereldbedreigende schurken liet bevechten, schreef John le Carré juist over spionnen (onder wie de anti-held Smiley) met alle denkbare menselijke zwakheden, opererend in een verstikkend bureaucratisch systeem. Ook Carré's nieuwste boek Spion buiten dienst is daarop geen uitzondering.
Hoofdpersoon in dit boek is de ik-persoon Nat, een 47-jarige veteraan die als lid van de Britse veiligheidsdienst vijfentwintig jaar succesvol in het buitenland heeft geopereerd en die, samen met zijn vrouw Prue, terugkeert naar Londen. Ondanks al zijn ervaring, zijn kennis en zijn kwaliteiten wordt Nat vanwege zijn leeftijd door zijn superieuren op een zijspoor gemanoeuvreerd. Hij mag zijn laatste kunstje laten zien als hoofd van De Haven, een verwaarloosd en nutteloos bijkantoor waar vrijwel uitsluitend mislukte en overbodig geworden spionnen werken. De enige ambitieuze medewerkster is de mooie, jonge Florence die meer budget wil om een Oekraïense oligarch aan te pakken met belangrijke Russische contacten.
Nat heeft de nodige aanvaringen met zijn overgewaardeerde baas en ook de situatie thuis met vrouw en dochter levert regelmatig problemen op. Gelukkig heeft Nat een hobby. Elke maandag speelt hij badminton in een club waar hij kampioen is. Op een dag wordt hij uitgedaagd door ene Ed, een stuurse jongeman die constant ongezouten commentaar levert op de politieke situatie in de wereld. Nat mag de knaap wel en sluit vriendschap met hem, iets wat hem later flink in de problemen zal brengen.
Spion buiten dienst is een boek waarin alle kenmerkende ingrediënten uit de vorige boeken van John le Carré aan de orde komen. Ook hier is de hoofdpersoon een uitgerangeerde spion die gemangeld dreigt te worden door de hiërarchische en bureaucratische inlichtingendienst. Le Carré neemt alle ruimte om zijn personages fel commentaar te laten leveren op de actuele politiek. Mikpunt van kritiek zijn de slappe Britse politici, de Brexit, Trump die de pleeschrobber van Poetin wordt genoemd en Poetin zelf die als vijfderangs spion wordt weggezet. Verder besteedt Le Carré, als vanouds, veel tijd aan de onderlinge verhoudingen tussen de diverse afdelingen van de geheime dienst, hun talrijke ambtelijke procedures en hun contraproductieve rivaliteit, die leidt tot fouten en inefficiëntie.
Het is een herhaling van zetten die de magere verhaallijn van het boek niet echt versterkt. Spion buiten dienst is traditiegetrouw geen boek vol gevaarlijke missies van dappere spionnen. Le Carré gebruikt spionnen slechts als materiaal voor zijn romans waarin mensen met een speciaal beroep, zowel zakelijk als privé, proberen er het beste van te maken. In dat opzicht is Le Carré ook dit keer weer glansrijk geslaagd. Ze zijn er allemaal: de natuurgetrouwe dialogen, het messcherpe taalgebruik en Carré's vermogen om personages in enkele zinnen neer te zetten. Maar, wat er niet is, dat zijn de onvoorspelbaarheid en de spanning die veel van zijn vorige boeken kenmerken. In 2011 mocht Le Carré zich, dankzij de verfilming van zijn boek Tinker Tailor Soldier Spy, verheugen in een revival waarbij een nieuwe generatie zijn werk ontdekte. De vrees is dat dat met Spion buiten dienst niet zal gebeuren.
Reageer op deze recensie