Lezersrecensie
Fantasie en werkelijkheid komen op vermakelijke en lichtvoetige wijze samen
Met de later verfilmde debuutroman De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween (2011) beleefde Jonas Jonasson zijn internationale doorbraak als auteur. Dit succes zette voort en in 2025 verscheen zijn alweer zevende roman De boer, de vrouw en de brandewijn. Voor dit boek heeft hij zich laten inspireren door de Zweedse geschiedenis rond het midden van de negentiende eeuw.
Algot Olsson, de zoon van een goed boerende varkenshouder, wordt gedwongen zijn woning, die hij van graaf Gustav Bielkegren pacht, te verlaten. Dankzij een bijzonder voorval heeft hij al snel nieuw onderdak gevonden. Dit stelt hem in staat om door te gaan met het stoken van brandewijn, wat hij later verkoopt als een geneeskrachtig drankje. De graaf en zijn niet al te slimme zoon Mauritz zien, om hun status in stand te houden, ook wel brood in het verhandelen van de alcoholische drank. Ze houden echter geen rekening met de gewiekste Algot.
Het verhaal, en dus ook de vele gebeurtenissen, spelen zich zo goed als volledig af in het midden van de negentiende eeuw en de omstandigheden waar Zweden destijds mee te maken had, worden door de auteur goed naar voren gebracht. Er heerste armoede en honger, het land was vooral een boerengemeenschap, het alcoholgebruik nam steeds grotere vormen aan en een bijzonder groot aantal mensen waagde de grote sprong en vertrok naar Amerika om daar een nieuw leven op te bouwen. De roman is echter geen aaneenschakeling van geschiedkundige feiten. Integendeel zelfs, want werkelijk alles wat zich voordoet wordt op een luchtige en speelse manier gebracht, maar enig historisch besef is daarbij wel op zijn plaats.
Meteen in het begin, wanneer een aantal personages wordt geïntroduceerd, is de toonzetting van de plot al helder: cynisme, sarcasme, humor en absurditeit zijn elementen die vanaf het allereerste tot en met het allerlaatste moment terugkeren. Jonasson heeft zijn schrijfstijl hier helemaal op afgestemd, wat overigens niet inhoudt dat de lezer continu in lachen, gieren of brullen uitbarst. Er is namelijk wel degelijk sprake van een serieuze ondertoon, want veel wat zich voordoet, heeft zich in werkelijkheid ook voorgedaan. Zo komt bijvoorbeeld de decadentie van het welgestelde deel van de bevolking erg goed naar voren, maar eveneens de minachting die deze groep – toch een beduidende minderheid – had voor de ‘gewone’ mens.
Van de personages die de revue passeren, staat Algot weliswaar het meest in de schijnwerpers, maar de anderen doen in principe niet voor hem onder. Ieder van hen heeft haar of zijn bijzondere eigenschappen en stuk voor stuk zijn ze markant. Of het nu meesterdrukker Helmut Zimmermann is, zijn feministische (of geëmancipeerde) dochter Anna Stina, de pedante graaf of diens spilzieke vrouw, maakt helemaal niets uit, ze hebben allemaal hun unieke en belangrijke rol in het geheel. Vanzelfsprekend kan en mag de setting evenmin onderschat worden, want iedere situatie – variërend van een geruïneerd wortelveld tot een enorme stookinstallatie voor brandewijn – kan de lezer op zijn netvlies zien verschijnen.
Ondanks de flinke hoeveelheid plotwendingen bevat het verhaal wel enkele kleine voorspelbaarheden, waaronder het uiteindelijke lot van de graaf en de omstandigheden waarin Algot en zijn vrienden terecht gaan komen, maar die hebben geen enkele invloed op de beleving van de lezer. Met De boer, de vrouw en de brandewijn toont Jonassen in ieder geval opnieuw aan dat hij een meesterlijk verteller is die deze keer fantasie en werkelijkheid op een vermakelijke en lichtvoetige wijze laat samenkomen.
Algot Olsson, de zoon van een goed boerende varkenshouder, wordt gedwongen zijn woning, die hij van graaf Gustav Bielkegren pacht, te verlaten. Dankzij een bijzonder voorval heeft hij al snel nieuw onderdak gevonden. Dit stelt hem in staat om door te gaan met het stoken van brandewijn, wat hij later verkoopt als een geneeskrachtig drankje. De graaf en zijn niet al te slimme zoon Mauritz zien, om hun status in stand te houden, ook wel brood in het verhandelen van de alcoholische drank. Ze houden echter geen rekening met de gewiekste Algot.
Het verhaal, en dus ook de vele gebeurtenissen, spelen zich zo goed als volledig af in het midden van de negentiende eeuw en de omstandigheden waar Zweden destijds mee te maken had, worden door de auteur goed naar voren gebracht. Er heerste armoede en honger, het land was vooral een boerengemeenschap, het alcoholgebruik nam steeds grotere vormen aan en een bijzonder groot aantal mensen waagde de grote sprong en vertrok naar Amerika om daar een nieuw leven op te bouwen. De roman is echter geen aaneenschakeling van geschiedkundige feiten. Integendeel zelfs, want werkelijk alles wat zich voordoet wordt op een luchtige en speelse manier gebracht, maar enig historisch besef is daarbij wel op zijn plaats.
Meteen in het begin, wanneer een aantal personages wordt geïntroduceerd, is de toonzetting van de plot al helder: cynisme, sarcasme, humor en absurditeit zijn elementen die vanaf het allereerste tot en met het allerlaatste moment terugkeren. Jonasson heeft zijn schrijfstijl hier helemaal op afgestemd, wat overigens niet inhoudt dat de lezer continu in lachen, gieren of brullen uitbarst. Er is namelijk wel degelijk sprake van een serieuze ondertoon, want veel wat zich voordoet, heeft zich in werkelijkheid ook voorgedaan. Zo komt bijvoorbeeld de decadentie van het welgestelde deel van de bevolking erg goed naar voren, maar eveneens de minachting die deze groep – toch een beduidende minderheid – had voor de ‘gewone’ mens.
Van de personages die de revue passeren, staat Algot weliswaar het meest in de schijnwerpers, maar de anderen doen in principe niet voor hem onder. Ieder van hen heeft haar of zijn bijzondere eigenschappen en stuk voor stuk zijn ze markant. Of het nu meesterdrukker Helmut Zimmermann is, zijn feministische (of geëmancipeerde) dochter Anna Stina, de pedante graaf of diens spilzieke vrouw, maakt helemaal niets uit, ze hebben allemaal hun unieke en belangrijke rol in het geheel. Vanzelfsprekend kan en mag de setting evenmin onderschat worden, want iedere situatie – variërend van een geruïneerd wortelveld tot een enorme stookinstallatie voor brandewijn – kan de lezer op zijn netvlies zien verschijnen.
Ondanks de flinke hoeveelheid plotwendingen bevat het verhaal wel enkele kleine voorspelbaarheden, waaronder het uiteindelijke lot van de graaf en de omstandigheden waarin Algot en zijn vrienden terecht gaan komen, maar die hebben geen enkele invloed op de beleving van de lezer. Met De boer, de vrouw en de brandewijn toont Jonassen in ieder geval opnieuw aan dat hij een meesterlijk verteller is die deze keer fantasie en werkelijkheid op een vermakelijke en lichtvoetige wijze laat samenkomen.
1
Reageer op deze recensie