Een heel ‘gewone’ Zweedse roman
Wat kunnen de Zweden eigenlijk niet? Superieur zijn onze noordelijke buren als het gaat om… tja, ronduit alles. In iedere woonkamer staat – of stond – wel een Billy, ieder lijf heeft zich weleens gehuld in iets van de H&M en de hitlijsten worden continu bestookt door Zweedse artiesten. En daar eindigt het succes van het land, dat de wereld kennis liet maken met Pippi Langkous, nog niet. Nadat Stieg Larsson in 2005 – notitie: diens uitgever – de literatuur opschudde met zijn ‘Millennium’-trilogie, leken de Zweedse thrillers als paddenstoelen uit de grond te schieten. Jaren later lijkt het onvermijdelijke, doorgaande succes van Zweden op het gebied van thrillers ook te zijn overgeslagen op Mattias Edvardsson, de auteur van de recent door Edith Sybesma - De Groot vertaalde roman Een heel gewoon gezin. Een boek dat aandacht verdient om zijn unieke vertelling, maar bij lange na (nog) niet het succes van Larsson evenaart.
De paradox begint al bij de titel: ‘Een heel gewoon gezin’. De eerste verteller van de uiteindelijke drie vertellers, de predikant Adam Sandell, doet deze uitspraak en zet daarmee het lezerspubliek op het verkeerde been. Het gezin van Sandell, bestaande uit zijn echtgenote Ulrika, zijn negentienjarige dochter Stella en hemzelf, is allesbehalve normaal te noemen. Al snel blijkt zijn zoete oogappel Stella nogal een opgefokte meid te zijn, die haar woede niet onder controle kan houden. Het is dan ook niet meteen een schok als blijkt dat Stella wordt aangeklaagd wegens moord op een vermeende – en veel oudere – minnaar.
Haar ouders zijn geschokt en proberen koste wat kost Stella uit de gevangenis te houden. De geliefde predikant, die telkens maar weer zijn goedheid benadrukt, merkt dat voor de vrijheid van zijn dochter veel op het spel staat. Zijn eigen normen en waarden zijn de eerste slachtoffers in de strijd voor rechtvaardigheid. Bij het perspectief van Adam wordt een nogal zakelijke, sobere schrijfstijl aangehouden, maar als het vertellersperspectief op een derde omschakelt naar Stella, leest het verhaal plots veel vlotter. Een aangename afwisseling bovendien, omdat Stella ons een kijkje laat nemen in haar chaotische brein. Achter alle stoere kletspraat schuilt een jong meisje met grote verlangens, met wie je heimelijk meelij krijgt. Tot slot komt ook moeder Ulrika aan bod, die van hen drie het grootste geheim met zich meedraagt.
De afwisseling in personages werkt voor deze roman heel goed. Het verhaal blijft chronologisch doorlopen, met hier en daar een kleine sprong naar het verleden, en je komt steeds dichter bij de ontrafeling van het grote geheim: heeft Stella de moord écht begaan? Wat voor mogelijke motieven zou ze hebben gehad? En komt ze weer vrij? Het achterhalen van de antwoorden op deze vragen wordt steeds spannender, omdat Stella jou echt voor zich wint met haar levensbepalende trauma. Je leeft met haar mee en niet alleen met haar. Het beklemmende gevoel dat zo zwaar neerdrukt op het gezin, kun je bijna zélf voelen. Niet bepaald een boek dat een glimlach op je gezicht tovert, maar wel een dat je aan het denken zet over rechtvaardigheid. En dat maakt dit boek zo knap geschreven: wie de eerste pagina’s leest, voelt ergens de schokkende gedachte opborrelen ‘Ach, hoe had het anders kunnen eindigen met zo’n probleemkind?’, maar gelukkig weet de auteur die gedachte met allerlei middelen weg te poetsen.
Het zwaarmoedige karakter van het boek kan de lezer her en der ietwat vermoeien en voornamelijk het gedeelte vanuit Adam kan langdradig voorkomen. Ook is de roman weinig hoopvol en dat geeft het boek een droefgeestige sfeer. De ontrafeling van het verhaal is echter zo pakkend en verrassend, dat dit boek een plekje verdient in de Billy naast Stieg Larsson, Henning Mankell en Søren Sveistrup.
Reageer op deze recensie