Het valse seizoen klinkt als muziek in de oren
Een virtuoos spel met taal, dát is Het valse seizoen van Christiaan Weijts (1976). Met deze nieuwe roman biedt Weijts de lezer literatuur met een hoofdletter ‘L’. De manier waarop de inhoud en de vorm zich tot elkaar verhouden klopt simpelweg. De stof boeit tot de laatste letter en de prachtige woorden volgen elkaar op als noten in een notenbalk. Dit boek is als de Negende symfonie van Beethoven: grotesk en bombastisch, een muziekstuk dat zich voor lange tijd in het geheugen nestelt.
Het valse seizoen verhaalt over het leven en lijden van drie mensen die om de een of andere reden voor altijd met elkaar verbonden zijn. Hetzij door het noodlot, hetzij door de liefde. Van hen komt de violist Camiel het meest aan het woord. Hij speelt als tweede violist in het Corretto Kwartet, waar de onderlinge relaties op spanning komen te staan. In Parijs ontmoet Camiel de Brusselse Nadège, die met haar altviool toeschouwers inpakt. Zo ook Camiel, die haast geobsedeerd raakt door de jonge, knappe vrouw met zigeunerbloed. Een gebeurtenis uit het verleden, die hij deelt met zijn leraar Pablo Sleedoorn, maakt het echter moeilijk om lief te hebben. Iedere poging die Camiel onderneemt om zijn eigen geluk te bewerkstelligen, heeft desastreuze gevolgen voor hem én zijn omgeving. Wanneer zowel Camiel als Nadège in het orkest van Titanic II – een replica – gaan spelen, komt er een hoop over heden en verleden aan het licht. De nasleep van Camiels vroegere acties blijkt fataler dan gedacht en Nadège blijkt niet de gevierde muze die Camiel zich had voorgesteld.
De drie hoofdpersonages communiceren met elkaar via brieven. Een niet-alledaagse, haast geromantiseerde en poëtische manier om de eigen levensgeschiedenis op papier te zetten. Daar leent het verhaal zich goed voor. Naast de muziek, speelt namelijk ook de poëzie een grote rol in deze roman. Passages uit o.a. de Odyssee van Homerus en gedichten van Fernando Passoa en Marcel Proust sluimeren door het verhaal heen. Het maakt van de personages, die deze gedichten in hun brieven opnemen, gevoelige mensen die gekleurd zijn door persoonlijke favorieten, maar ook door hun kennis, hun ambities en hun zielenstrijd. Camiel komt over als een gemoedelijke eikel, iemand die onbeschroomd voor zichzelf kiest en daar eerlijk voor uitkomt. Ook Pablo, de in verval geraakte ooit zó gevierde cellist en componist, is uitermate fel doch bloedeerlijk en humoristisch. Van de mannelijke personages krijg je meteen een beeld, maar Nadège laat zich minder gemakkelijk portretteren. Dat komt omdat het aandeel brieven van Nadège klein is en haar brieven kort van lengte zijn. Nadège leert de lezer daardoor kennen op basis van de brieven van Camiel. Dat Camiel een gescheiden briefwisseling aangaat met enerzijds Nadège en anderzijds Pablo, is overigens niet meteen duidelijk. Preciseringen als datum, tijd en plaatsnaam worden niet vermeld en evenmin is er sprake van een aanhef of afsluiting. Dat komt het verhaal alleen maar ten goede; de lezer verdwaalt niet in onnodige details, maar concentreert zich beter op de tekst.
De brieven van Nadège hebben een ander karakter dan die van Pablo en Camiel en maken haar nog ‘ongrijpbaarder’. Daar waar Pablo en Camiel in duidelijke, klare taal converseren, is de taal van Nadège poëtischer en geheimzinniger: “Ik ben Nadège, en ik ben niet van plan te zwijgen. Leen mij, vergeten, versleten, vergeelde taal, nog eenmaal je adem, je syllaben en leer mij te zijn.” Er is echter wél een verschil tussen begin en eind: in de eerste hoofdstukken is de taal sprankelender, zijn de zinnen mooier. Het lijkt alsof Weijts dáár beter zijn best doet. Op het einde is het alleen maar ‘SEKS’, alsof het accent daarheen verplaatst moet worden om het verhaal naar een hoger niveau te tillen. De omwenteling zelf is niet storend, maar het is jammer dat de inhoud belangrijker wordt dan de taal.
Reageer op deze recensie