Vrouwen met de broek aan
Met We moeten allemaal feminist zijn maakt Chimamanda Ngozi Adichie (1977) een universeel standpunt. Volgens Adichie is de man-vrouwverhouding nog steeds scheef, worden vrouwen in Nigeria – en ongetwijfeld elders – behandeld als minderwaardig en mogen vrouwen minder omwille van hun sekse. Dat dit een zaak is die zowel vrouwen als mannen aangaat, toont Adichie krachtig in haar TEDx-lezing die nu op schrift staat.
Flarden uit Adichie’s lezing We moeten allemaal een feminist zijn komen voor in het lied Flawless (2013) van Beyoncé. Tegen wil en dank, zo bleek uit een interview met de Volkskrant (7-10-2016). Adichie vertelde dat ze het vreselijk vond hoe de internationale kranten haar portretteerden, namelijk als iemand die Beyoncé ‘dankbaar’ moet zijn. De verschillen tussen de twee zijn echter groot. Hoewel Adichie het feminisme van Beyoncé waardeert, voorstaat Adichie een soort feminisme dat minder ‘ruimte geeft aan de noodzakelijkheid van mannen’. Adichie toont haar girlpower op een minder uitgelaten manier dan de sexy geklede Beyoncé, maar wél met een lading krachtige oneliners die Beyoncé ongetwijfeld blijven inspireren.
Adichie tekende haar persoonlijke ervaringen op in We moeten allemaal een feminist zijn. Het boek heeft een duidelijk verhalend karakter, vol anekdotes en korte vertellingen, die tot hun recht komen wanneer die oraal worden overgebracht door een verteller. Adichie bewees met haar TEDx-lezing in 2013 dat ze een goede verteller is en bovendien bleek ze een innemende vrouw met wie het publiek zich snel verbonden voelt. Dat komt doordat haar verhaal zeer toegankelijk is voor de lezer, die met haar al die gebeurtenissen die ze uiteenzet, herbeleeft. Dat brengt gevoelens bij de lezer teweeg. Emoties als woede en frustratie borrelen op bij de lezer wanneer deze leest over de achtergestelde positie van vrouwen. Adichie toont in het boek aan dat de vrouwenemancipatie maar ‘schijn’ is. We leven in een wereld waarin we denken dat mannen en vrouwen gelijk zijn, maar overal vindt Adichie sporen van verroeste denkbeelden over mannen en vrouwen.
De achterstand van vrouwen begint al in de kleuterklas. Adichie wilde als jong meisje graag klassenassistent worden en ondanks het feit dat zij de hoogste cijfers had behaald, werd een jongen gekozen als klassenassistent, omdat het altijd een jongen moest zijn. Met lede ogen moest Adichie aanzien hoe de jongen zijn taken uitvoerde, terwijl ze ervan verzekerd was dat zij het beter kon. Zo is het precies met het bedrijfsleven, waar mannen vaak aan het hoofd staan. Niet omdat vrouwen minder capabel zijn, maar omdat men dat van oudsher gewend is én omdat mannen het simpelweg niet aankunnen als een vrouw boven hen staat en bazig gaat doen, want – vooroordelen! – vrouwen zijn van nature zachtaardig…
Adichie voert met dit boek een (héél) korte en krachtige campagne tegen het hokjesdenken wat betreft het vrouwelijk geslacht. Dat kan worden bewerkstelligd door een verandering van onze cultuur. We zouden volgens Adichie moeten afstappen van oeroude patronen, want die doen geen recht aan zowel de man als de vrouw. Mannen worden namelijk geacht ‘sterk’, ‘gespierd’ en ‘mannelijk’ over te komen, een ideaal dat ervoor zorgt dat mannen niet hun ware ‘ik’ mogen laten zien. Een ‘ik’ die ook emoties van angst en verdriet ervaart en dit ook uit. Adichie heeft haar argumenten zorgvuldig uitgekozen en wanneer zij spreekt over de definitie van een feminist, toont ze dat ze deze strijd niet alleen levert met boze woorden, maar met grapjes. Humor is soms het beste wapen in de strijd.
Reageer op deze recensie