Lezersrecensie
Een meer dan aardig, tijdloos sprookje
‘Erik of het klein insectenboek’ is het bekendste boek van Godfried Bomans, de rechtenstudent die een groot sprookjesverteller bleek te zijn en die zelfs lange tijd de meest gelezen auteur van Nederland was. Bomans publiceerde het verhaal over de kleine Erik die in het schilderij dat hij “Wollewei” noemt belandt in 1940, toen hij 27 was. Ruim zeventig jaar en 56 drukken later, in 2013, werd het sprookje dat nog steeds veel gelezen werd zelfs gekozen tot het boek van het jaar van Nederland Leest.
Vrijwel iedereen kent het verhaal: de dag voor zijn proefwerk over insecten leert Erik Pinksterblom ’s avonds in bed nog even uit het boek ‘Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie’ als ineens de portretten in zijn slaapkamer beginnen te leven. Erik is verrukt als ook zijn favoriete schilderij, waarop een weide met schapen en een herder staan afgebeeld, begint te bewegen. Hij uit zijn wens om de wereld van het schilderij te mogen verkennen en klimt over de rand, waar hij al gauw zo klein wordt als een insect. Op zijn reis om de rand terug te vinden ontmoet Erik alle insecten waar hij over geleerd heeft. Hij komt bekend te staan om zijn domme acties, maar vooral om zijn kennis van elke soort. Door Erik gaan de dieren twijfelen of ze het allemaal wel goed doen volgens Solms, maar de jongen benadrukt steeds dat ze op hun instinct moeten vertrouwen omdat het tot nu toe altijd goed gegaan is en hij ontdekt dat de insecten het zelfs beter doen dan de schrijver van zijn boek beschrijft.
De insecten blijken erg op mensen te lijken en hebben zowel goede als slechte eigenschappen. De wespen (die Erik stuntelend “wepsen” noemt) “van een zeer oude familie” Van Vliesvleugel kijken neer op iedereen zonder angel, de vlinder raakt helemaal in de war als hij vlinders in zijn buik krijgt en de worm denkt ondanks zijn duidelijke gebreken dat hij het uitverkoren dier is dat het meest ontwikkeld is van allemaal. Hij ziet Erik met zijn twee poten “dat is twee te veel, maar werkelijk het minste wat ik hier, buiten mijn eigen familie natuurlijk, in de omtrek heb aangetroffen” aan voor een “worm-op-weg” voor wie nog hoop bestaat. Zonder belerend te klinken houdt Bomans de mens hiermee een spiegel voor. Tevens zet hij de lezer aan het denken over het leven. Hij presenteert een bijzondere kijk op het leven als Erik bijna levend begraven wordt door een doodgraver. Dit diertje ziet zichzelf als het middelpunt van het universum omdat iedereen voortdurend bezig is dood te gaan en dus op weg is naar zijn eettafel. Hij blijft hopen dat Erik na wat natrekkingen alsnog lekker met zijn pootjes omhoog gaat liggen; “zolang er leven is, is er hoop”. Hij biedt hem zelf een diner aan zodat hij wat dikker en ronder kan worden. Dat komt de kwaliteit immers ten goede. Natuurlijk loopt het precies zo met hem af als je meteen al verwacht.
‘Erik of het klein insectenboek’ wordt als een jeugdboek beschouwd, maar voor volwassen is het ook erg leuk. Veel diepere lagen lijken er niet te zijn waardoor het boek niet door iedereen als literatuur erkend wordt, maar de diepere gedachten achter het gefilosofeer over het leven die de meeste jonge lezers grotendeels zullen ontgaan voegen voor volwassenen veel toe. Ondertussen slaagt Bomans erin de jonge lezer bewust of onbewust iets te leren over insecten, ook al heeft hij duidelijk ook veel uit zijn duim gezogen, en toont hij nog even het belang van aaneen schrijven aan als Erik een bij ontmoet die “was handelaar” op zijn kaartje heeft staan, waarop de jongen prompt vraagt wat hij nu dan is, menend dat het wel erg omslachtig is om te zeggen dat je handelaar wás. Hiermee wordt ook weer gereflecteerd op de rol die ieder speelt in de maatschappij.
De humor die duidelijk in het boek zit, is voor lezers van alle leeftijden leuk en begrijpelijk. Hoogtepunten zijn de reactie van Erik op het praktische lied van de vlinder, de geruchten over een dode houtwurm bij de dam, die de houten schilderijrand blijkt te zijn, en de worm die zich “van louter vergenoegdheid” letterlijk en figuurlijk in steeds ingewikkeldere bochten wringt, waarna de mieren de knoop doorhakken over zijn lot.
De alwetende verteller en de samenvattingen van het volgende hoofdstuk onder het hoofdstuknummer storen niet, maar roepen juist een goede sfeer op voor een sprookje. Het boek leest vlot en het taalgebruik is niet ingewikkeld. Midden twintigste-eeuwse aanduidingen als “aardige beesten” dragen bij aan de sfeer. Het boek eindigt zoals de lezer verwacht. Omdat het verhaal niet leunt op een verrassingseffect en het einde algemeen bekend is, is dit niet teleurstellend. Een andere conclusie was niet denkbaar geweest en de reactie van Eriks juffrouw op de antwoorden die hij ingevuld heeft bij het proefwerk voegt wel degelijk iets toe waardoor het Bomans vergeven wordt dat hij voor dit cliché gekozen heeft.
‘Erik of het klein insectenboek’ is een tijdloos sprookje dat jonge lezers aan zal spreken door Eriks avonturen in de insectenwereld en de simpele stijl, maar dat ook de volwassen lezer veel moois biedt. Om in Bomans taal te blijven: het is een meer dan aardig boekje.
Vrijwel iedereen kent het verhaal: de dag voor zijn proefwerk over insecten leert Erik Pinksterblom ’s avonds in bed nog even uit het boek ‘Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie’ als ineens de portretten in zijn slaapkamer beginnen te leven. Erik is verrukt als ook zijn favoriete schilderij, waarop een weide met schapen en een herder staan afgebeeld, begint te bewegen. Hij uit zijn wens om de wereld van het schilderij te mogen verkennen en klimt over de rand, waar hij al gauw zo klein wordt als een insect. Op zijn reis om de rand terug te vinden ontmoet Erik alle insecten waar hij over geleerd heeft. Hij komt bekend te staan om zijn domme acties, maar vooral om zijn kennis van elke soort. Door Erik gaan de dieren twijfelen of ze het allemaal wel goed doen volgens Solms, maar de jongen benadrukt steeds dat ze op hun instinct moeten vertrouwen omdat het tot nu toe altijd goed gegaan is en hij ontdekt dat de insecten het zelfs beter doen dan de schrijver van zijn boek beschrijft.
De insecten blijken erg op mensen te lijken en hebben zowel goede als slechte eigenschappen. De wespen (die Erik stuntelend “wepsen” noemt) “van een zeer oude familie” Van Vliesvleugel kijken neer op iedereen zonder angel, de vlinder raakt helemaal in de war als hij vlinders in zijn buik krijgt en de worm denkt ondanks zijn duidelijke gebreken dat hij het uitverkoren dier is dat het meest ontwikkeld is van allemaal. Hij ziet Erik met zijn twee poten “dat is twee te veel, maar werkelijk het minste wat ik hier, buiten mijn eigen familie natuurlijk, in de omtrek heb aangetroffen” aan voor een “worm-op-weg” voor wie nog hoop bestaat. Zonder belerend te klinken houdt Bomans de mens hiermee een spiegel voor. Tevens zet hij de lezer aan het denken over het leven. Hij presenteert een bijzondere kijk op het leven als Erik bijna levend begraven wordt door een doodgraver. Dit diertje ziet zichzelf als het middelpunt van het universum omdat iedereen voortdurend bezig is dood te gaan en dus op weg is naar zijn eettafel. Hij blijft hopen dat Erik na wat natrekkingen alsnog lekker met zijn pootjes omhoog gaat liggen; “zolang er leven is, is er hoop”. Hij biedt hem zelf een diner aan zodat hij wat dikker en ronder kan worden. Dat komt de kwaliteit immers ten goede. Natuurlijk loopt het precies zo met hem af als je meteen al verwacht.
‘Erik of het klein insectenboek’ wordt als een jeugdboek beschouwd, maar voor volwassen is het ook erg leuk. Veel diepere lagen lijken er niet te zijn waardoor het boek niet door iedereen als literatuur erkend wordt, maar de diepere gedachten achter het gefilosofeer over het leven die de meeste jonge lezers grotendeels zullen ontgaan voegen voor volwassenen veel toe. Ondertussen slaagt Bomans erin de jonge lezer bewust of onbewust iets te leren over insecten, ook al heeft hij duidelijk ook veel uit zijn duim gezogen, en toont hij nog even het belang van aaneen schrijven aan als Erik een bij ontmoet die “was handelaar” op zijn kaartje heeft staan, waarop de jongen prompt vraagt wat hij nu dan is, menend dat het wel erg omslachtig is om te zeggen dat je handelaar wás. Hiermee wordt ook weer gereflecteerd op de rol die ieder speelt in de maatschappij.
De humor die duidelijk in het boek zit, is voor lezers van alle leeftijden leuk en begrijpelijk. Hoogtepunten zijn de reactie van Erik op het praktische lied van de vlinder, de geruchten over een dode houtwurm bij de dam, die de houten schilderijrand blijkt te zijn, en de worm die zich “van louter vergenoegdheid” letterlijk en figuurlijk in steeds ingewikkeldere bochten wringt, waarna de mieren de knoop doorhakken over zijn lot.
De alwetende verteller en de samenvattingen van het volgende hoofdstuk onder het hoofdstuknummer storen niet, maar roepen juist een goede sfeer op voor een sprookje. Het boek leest vlot en het taalgebruik is niet ingewikkeld. Midden twintigste-eeuwse aanduidingen als “aardige beesten” dragen bij aan de sfeer. Het boek eindigt zoals de lezer verwacht. Omdat het verhaal niet leunt op een verrassingseffect en het einde algemeen bekend is, is dit niet teleurstellend. Een andere conclusie was niet denkbaar geweest en de reactie van Eriks juffrouw op de antwoorden die hij ingevuld heeft bij het proefwerk voegt wel degelijk iets toe waardoor het Bomans vergeven wordt dat hij voor dit cliché gekozen heeft.
‘Erik of het klein insectenboek’ is een tijdloos sprookje dat jonge lezers aan zal spreken door Eriks avonturen in de insectenwereld en de simpele stijl, maar dat ook de volwassen lezer veel moois biedt. Om in Bomans taal te blijven: het is een meer dan aardig boekje.
2
Reageer op deze recensie