Spookschip zonder veel diepgang
Een avontuur met veel actie, geheimzinnigheid en sfeer, dat biedt de eerste door de gevierde Britse jeugdauteur Philip Pullman geschreven graphic novel. Die ook nog eens helemaal niet slecht getekend is. Van Pullman weten we dat je met hem altijd goed zit voor een doorwrocht en spannend verhaal (denk maar aan de Noorderlichttrilogie of de ‘Sally Lochhart’-reeks), en Fred Fordham slaagt erin zowel personages als omgeving geloofwaardig in beeld te brengen. Het kan de drempel maar verlagen naar Pullmans oudere, niet-verstripte werk, maar dat had niet gehoeven: een volledig geschreven Pullmanverhaal is voor jong én oud een lust om te lezen.
Wanneer een spookschip dat al eeuwen her en der verspreid over de wereldzeeën af en toe gespot wordt weer opduikt, is de belangstelling geprikkeld van heel uiteenlopende figuren: een onderzoekster van het Internationaal Maritiem Instituut, de spionageafdeling van de Royal Navy en de biljardair Carlos Dahlberg, die een monopolie heeft met een communicatie- en recreatiegadget, de iPod-achtige ‘apparator’, en wel brood ziet in het tijdreizende spookschip de ‘Mary Alice’ (ongetwijfeld geïnspireerd door de Mary Celeste: nog zo’n spookverhaal én echtgebeurd). Maar het is Serena, een meisje dat in een storm overboord haar vaders zeilschip slaat, die van dichtbij kennismaakt met het spookschip en zijn bonte, over de eeuwen en wereldwijd gesprokkelde bemanning. Onder wie de jongen John Blake, die in 1919 verdween van het schip waarop zijn vader tijdens een zonsverduistering een experiment uitvoerde. In een poging om Serena terug in haar tijd af te leveren, komt John weer oog in oog met Dahlberg en het geheim van diens succes.
De lezer wordt in dit eerste boek bestookt met vragen: hoe zit dat met dat spookschip, hoe komt John daarop terecht, hoe werkt dat tijdreizen, wat zoekt de Navy bij Dahlberg, wat heeft Dahlberg te verbergen…? Slimme zet van Pullman: je bent meteen al even verward als Serena of onderzoekster Danielle en ontrafelt gaandeweg met hen het mysterie tot de finale afrekening tussen Dahlberg en John. Uiteraard zijn aan het eind van het verhaal nog niet alle vragen opgelost en zet de Mary Alice haar spookreis verder.
Niet voor het eerst is werk van Philip Pullman verstript: de Franse auteurs Stéphane Melchior-Durand en Clément Oubrerie zijn inmiddels drie delen ver in Het gouden kompas. Dit eerste deel in de Noorderlichttrilogie is destijds ook gedramatiseerd én verfilmd (maar zonder het verhoopte commerciële succes en dus zonder vervolg), mede omdat de veelvuldig bekroonde driedelige reeks ‘His Dark Materials’ (de Engelse titel) in 2003 door Britse lezers uitgeroepen werd als beste Britse boek ooit, ná The lord of the rings en Pride and prejudice. De tijdreizen van John Blake verschilt in tekenstijl totaal van de strips van Melchior-Durand en Oubrerie: veel realistischer, met veel aandacht voor de suggestie van beweging en atmosfeer. Dat verschil is er ook inhoudelijk: Lyra Bellaqua beleeft in Het gouden kompas ook fantastische avonturen, maar die zijn heel wat minder vrijblijvend dan bij John Blake. Daar waar Pullman in ‘His Dark Materials’ eigenlijk afrekende met de Kerk en met volwassenheid, zijn de belevenissen van John Blake schijnbaar zonder verdere diepgang. Wat toch een beetje jammer is.
Verder geen kwaad woord over het verhaal of de verstripping (‘a daring mix of Tintin, Treasure Island and time travel’, schreef The Guardian), maar het wringt dat de lezers de kans ontnomen wordt hun eigen verbeelding te gebruiken om zich de mistige verschijningen van de Mary Alice, de inval van Navy-agent Roger op het jacht van Dahlberg, de achtervolging op Fiji of de spectaculaire finale aan de Golden Gate Bridge voor te stellen. Om het nog niet te hebben over de elektriciteit tussen Serena en John. Maar ja, dat is de prijs die je moet betalen om een groot publiek aan te spreken, dat dan hopelijk wel de sprong waagt naar de schitterende leesboeken van Pullman.
Reageer op deze recensie