Plaats voor ethische vragen in historisch relaas
Al net zo ontzagwekkend als het werk dat voorafging aan de eerste atoombom en de (on)rechtstreekse gevolgen ervan, is deze pil van een graphic novel: ruim 450 bladzijden waarin in detail het verhaal van de bom wordt gedaan, van de eerste ideeën over kernsplijting tot de horror van Hiroshima. Een duizelingwekkende en vermoeiende ervaring, die het best met mate wordt ingenomen.
Het enige verzonnen element in dit zorgvuldig gedetailleerde, historische relaas is een familie in Hiroshima, die door het hele boek heen optreedt. Vader Morimoto en zijn twee zonen zijn weliswaar fictieve personages, maar wat ze doormaken is wat vele duizenden Japanners te lijden kregen in de Tweede Wereldoorlog: van de militaire terreur en een zinloze kamikazedood tot de vergetelheid van de bom. Het was de beroemde, in de stenen trap van een bankgebouw gebrande schaduw (bewaard in het Hiroshima Peace Memorial Museum) die de Belgische stripscenarist Didier Alcante inspireerde tot het schrijven van De bom. En zijn liefde voor alles Japans, voortkomende uit zijn vriendschap met jeugdkameraad Kazuo Morimoto (die zijn familienaam leende aan de fictieve familie).
Samen met de Franse co-scenarist Laurent-Frédéric Bollée en de Canadese tekenaar Denis Rodier zette hij zich aan de haast onmogelijke taak om het verhaal voorafgaand aan die hallucinante schaduwafdruk te vertellen. Om het boek klaar te krijgen voor de 75ste herdenking van die noodlottige 6de augustus 1945, had het trio vijf jaar. Door zijn ervaring in Amerikaanse comics (met name Superman) én het niet inkleuren van de tekeningen slaagde superman Rodier erin die klus te klaren. En hij heeft er zich niet snelsnel vanaf gemaakt: de tekeningen zijn onberispelijk, gedetailleerd en met zorg afgeleverd. Ondanks de ontzettend vele dialoogballons en tekstkaders is het geen boek geworden vol ‘talking heads’, maar zit er voldoende afwisseling in perspectieven, cadrage en enscenering om te beletten dat de lezer doodvermoeid het boek dichtslaat.
De bom is opgedeeld in hoofdstukken, waarin zowel de wetenschappelijke als de militaire kant van de race naar de eerste bom ruim aan bod komt: geleerden en generaals passeren de revue, maar ook spionnen en simpele soldaten. De soms lastige en wat saaie wetenschappelijke exposés en de geheimdoenerij van het leger – zelfs vicepresident Truman wist niks van het Manhattan Project tot hij president werd – worden gelukkig afgelost door actiescènes, bijvoorbeeld rond de verschillende pogingen om de productie van de Noorse zwaarwaterfabriek van de nazi’s tot staan te brengen. Een narratieve slimmigheid is om het pocherige uranium letterlijk een stem te geven.
De auteurs besteden ook aandacht aan de ethische aspecten van de ontwikkeling van de bom. Onder meer in de vorm van de inspanningen van atoomgeleerde Leo Szilard – die overtuigd begon aan het project om de nazi’s voor te blijven – om het gebruik van de bom te verhinderen. De opname in het boek van het plutoniumtests op onwetende proefkonijnen (die de cynische codenaam HP kregen: ‘human products’) is ook veelzeggend. Net zoals de manier waarop de auteurs scènes van de zichtbaar gruwelijke gevolgen van de bom afwisselen met Amerikanen die zichzelf feliciteren met het ‘succes’.
Behalve het grote plaatje heeft het boek aandacht voor anekdotes, zoals hoe Eisenhower tegen het gebruik van de bom was, of de herkomst van de naam ‘Enola Gay’, of de rol van België als redder van de wereld (het leverde via Congo de nodige uranium aan de VS) of het trieste lot van de SS Indianapolis, die vlak na het transport van de bom getorpedeerd werd. In de massa details zijn kleine foutjes allicht onvermijdelijk (zo wás er in 1939 helemaal geen Belgische koningin). Omdat het boek eindigt met de explosies tipt Alcante in zijn nawoord nog even de post-Hiroshima-manga Gen Barrevoets van Keiji Nakazawa (de door de vertaler niet opgemerkte Nederlandstalige versie van Gen d’Hiroshima).
Reageer op deze recensie