Dood aan gebak
‘Prentenboek’ belooft de cover onder de titel en dat is precies wat dit… euh… prentenboek is: een boek met zelfs alleen maar prenten, geen tekst (uitgezonderd een korte inleiding). Dat maakt dat de lezer het zelf helemaal kan invullen: als een uiting van verzet tegen de dood, of juist van aanvaarding, opstand versus loutering, als een memento mori, een vertroosting of rouwverwerking, of gewoon een mooi, fantasierijk geheel van kunstige prenten. Je vult het zelf in. Een ding is echter wel zeker: De jongen en de dood is een krachttoer van Meijer.
Victor Meijer (1975) is een multitalent: hij schrijft toneel, poëzie, tot zelfs muziek toe, maar kan ook met beeldtaal weg. Hij is een begenadigd illustrator met een strakke zwart-wit lijnvoering vol details, arcering voor diepte en lichteffecten, die dicht aanleunt bij beeldverhaalgrootmeesters als Moebius (Jean Giraud), Jean-Claude Servais of José Muñoz. Echter, De jongen en de dood is geen stripverhaal. Je krijgt hier geen plaatjes met praatjes, geen kadrering, zelfs nauwelijks een lineaire vertelling.
Een jongetje (of waarom niet: het zou ook een meisje kunnen zijn) brengt – onder het oog van dreigende fantasiefiguren én de dood – een doos frambozengebakjes naar zijn stervende grootvader (al zou het ook een vader of een oom kunnen zijn: zo oud ziet de man er niet uit). De man sterft echter onder het snoepen. De jongen schrikt: heeft zijn gebakje dat nou veroorzaakt? Maar hij herpakt zich meteen. Niet het gebak, niet zijn gebaar, heeft hier schuld. En hij gaat tuimelend van boos en bang tot onverschrokken de fantasiedemonen, die over zijn schouder meekeken, te lijf met zijn speelgoedpistooltjes, terwijl hij door zijn verbeelding en een landschap van gebakjes en vijanden stapt, loopt, valt, vliegt. Wat volgt zijn pagina’s lang paginagrote variaties op hetzelfde thema. Bérgen slechteriken en krokodillen laat hij achter (of in rechtopstaande doodskisten, zoals in het Wilde Westen gevelde desperado’s tentoongesteld werden), tot hij terug bij het sterfbed van zijn opa komt – die dood blijft – en lijkt te berusten. Bij een frambozentaartje. Ook niet de demonen hebben schuld.
De jongen en de dood, die titel doet natuurlijk denken aan Der Tod und das Mädchen, het via Schubert bekende gedicht van Matthias Claudius (eind 18de eeuw): een variatie op de dodendans, waarbij de toehoorder herinnerd wordt aan de onverbiddelijke en onvermijdelijke dood. Zelfs een mooi, jong meisje zal haar schoonheid verliezen. Verschil is hier dat niet de jongen, maar zijn opa slachtoffer is van de dood. Die, zo leert de jongen, niet in gebakjes, maar in het leven ingebakken zit. Je kunt je wel schietend verzetten, maar uiteindelijk blijft dat zonder resultaat. Schieten op de dood kun je alleen maar met speelgoedgeweertjes, met losse flodders.
Flodders zijn de prachtige, gedetailleerde tekeningen van Victor Meijer allerminst, die u misschien wel kent van zijn boekcovers van het fenomeen van de Hendrik Groen-boeken. Ze geven ruim baan aan de meest buitenissige verbeelding en zijn zo een plezier om bij stil te staan. Van een prentenboek zou je verwachten dat het voor jonge kinderen bestemd is, zeker als er niet eens tekst in staat. Een ‘dit boek is van’-plaatje in het voorwerk lijkt daar ook op te wijzen. Toch is dit boek geen kinderboek te noemen (de NUR-code 301 zegt ook ‘literaire roman’), want meer dan kinderen zijn volwassenen ontvankelijk voor de memento mori-boodschap (bedenk, gij mens, dat ge sterfelijk zijt), voor zover je die er natuurlijk in ziet. Bovendien kunnen ook volwassen lezers genieten van Meijers kunstwerkjes. Een prentboek voor alle leef- en doodtijden, dus.
Reageer op deze recensie