Verstripping van kleinzoon doet recht aan oma
Het is dit jaar 70 jaar geleden dat het beklijvende kortverhaal The Lotery verscheen in The New Yorker. Het nu door Miles Hyman, een kleinzoon van de auteur, tot graphic novel bewerkt te zien, voegt een bijzondere dimensie toe aan de intense leeservaring die dit onthutsende verhaal biedt.
Shirley Jackson (1916-1965) schreef kinderboeken, romans, autobio en kortverhalen, en ontving samen met haar echtgenoot en literatuurcriticus Stanley E. Hyman in hun huis in Vermont tal van literatoren – zo achtervolgde een (wel haast voortdurend) dronken Dylan Thomas haar eens om de keukentafel – en stierf vrij jong, maar ze verwierf haar eeuwige roem en plaats in de Amerikaanse literatuurgeschiedenis met dat ene, korte kortverhaal. Je hebt het op tien minuten gelezen, maar het blijft je voor altijd bij.
Over deze stripversie doe je iets langer dan tien minuten. Al was het maar om zorgvuldig te genieten van het fijne teken- en kleurwerk van de Frans-Amerikaanse kunstenaar, die met veel schroom en aarzeling aan de verstripping van het beroemde verhaal van zijn oma begon, maar uiteindelijk zijn invalshoek vond en het zich eigen maakte. Hij leidt het vrij letterlijk, bijna op z’n Matena’s weergegeven kortverhaal (waar enkel beschrijvingen vervangen zijn door vanzelfsprekende tekeningen) in én uit met enkele eigen, woordloze toevoegingen. Zo zien we in de eerste scène de leiders van de loterij hun voorbereidingen treffen en maken we het ochtendtoilet mee van hoofdrolspeelster Tessie Hutchinson. Door haar weer te geven als een zorgzame en bekoorlijke vrouw voegt Hyman een wrang aspect toe aan het verhaal. Je zou kritiek kunnen hebben op de aandacht die Hyman dan al vestigt op de familie Hutchinson (ook door een oplijsting van dramatis personae te geven vóór het begin), terwijl in het kortverhaal de familie pas later voor het eerst aan bod komt, want zo heeft de lezer meteen in de gaten dat er iets staat te gebeuren met deze familie. Anderzijds verraadt Hyman op geen enkele manier wat dat dan wel kan zijn.
Zoals in het kortverhaal is de strip al bijna 70 pagina’s ver eer de eigenlijke loterij een aanvang neemt. De eerste helft van het verhaal wordt ingenomen door banaliteiten, over de staat van de stembus, het al dan niet kiezen met papier… De stemming in de rurale gemeenschap lijkt een jaarlijkse formaliteit die snel afgehandeld moet worden, want het werk wacht. De indruk die de argeloze en mogelijk zelfs wat verveelde lezer hiervan krijgt staat natuurlijk, zo blijkt aan het slot, in gruwelijk contrast met de afloop. Ook Hyman geeft dit schitterend weer in felle, zonnige kleuren die een bijna pastoraal plattelandsdorp oproepen: diepblauwe lucht, helder groen gras, huizen in felle kleuren. Zijn geblokte, wat stugge boeren, die tegelijk aan de schilderijen van Permeke en Edward Hopper doen denken, passen er goed tussen.
Anders dan het kortverhaal, waarin op geen enkele manier het dorp en zijn bewoners of zelfs maar het tijdperk waarin een en ander zich afspeelt, worden beschreven, verraadt een beeldverhaal natuurlijk meer van de setting, die duidelijk in een Amerikaans landbouwdorpje in het New England van de jaren 1930-1940 geplaatst wordt. Wat past bij de tijd waarin het verhaal geschreven werd en die heel wat toenmalige lezers schokte, verontrust door de authenticiteit van het nochtans fictieve verhaal. Voor hedendaagse lezers vermindert zo’n historische setting dan weer dat effect, zodat het verhaal iets verder van hen af staat.
Desondanks is De loterij ook in stripvorm een beklijvende leeservaring met bovendien de toevoeging van een prachtige grafiek. Miles Hyman heeft de (vage) herinnering aan zijn oma (die stierf toen hij 3 was) recht aan gedaan en zet zo zijn lezers misschien aan meer van haar te gaan lezen. Wie beweerde ook alweer dat strips bevorderlijk zijn voor ongeletterdheid?
Reageer op deze recensie