Artificiële intelligentie vs. lekker ravotten 0-1
Hoe maak je kinderen van een jaar of 10 duidelijk wat artificiële intelligentie is of wat de toenemende automatisering van onze samenleving in de praktijk inhoudt? Dat kan saai, maar dat kan ook leuk: zoals de Britse auteur David Almond het deed in De nieuwe jongen. Door een robotjongen naar een gewone school te sturen. Algauw is ook duidelijk dat er niets gaat boven het origineel.
In de klas van Daniel en Maxie verschijnt een nieuwe jongen: hij ziet er afgelikt, maar ook apathisch uit, praat formeel of in Wikipedia-definities, is een krak in zowel hoofdrekenen als voetballen. En bovendien wordt hij op de voet gevolgd door een dame met een klembord. Kortom, geen gewone jongen, al hebben de volwassenen een buitengewone aandacht voor hem. Voor de lezer is het snel duidelijk dat we hier te maken hebben met een heel geavanceerde, maar nog lang niet perfecte robot. Gaandeweg daagt het ook bij Daniel en zijn vrienden dat er meer aan de hand is. Toch nemen de kinderen het op voor George. Ze vinden dat de volwassen hem niet zo moeten afschermen en hem met rust moeten laten. Daniel zou graag George eens meenemen naar hun avonturenbos.
De sterkte van Almond (een tiental jaar geleden winnaar van de H.C. Andersenprijs) is dat hij nergens het verhaal uitlegt, niets benoemt of wil verklaren. Hij laat zijn personages hun gang gaan en geeft op impliciete manier weer waar de lezer vanzelf achter komt. De auteur laat de lezer zijn verbeelding gebruiken om zelf te merken wat er eigenlijk loos is en hij laat de lezer zelf zijn besluiten daaruit trekken, zonder die op te dringen.
Daniel en zijn vriend Maxie worden neergezet als sterke, anti-autoritaire karakters. Kwajongens, maar met een goede inborst. Ze vinden het bijvoorbeeld vreemd en onnatuurlijk dat ze elke dag weer als een kudde schapen op vaste momenten naar de speelplaats of in duffe klassen gedwongen worden. Misschien is dat waarom ze, als ze gaandeweg door krijgen dat George een robot is, het voor hem opnemen als was hij een echte nieuwe jongen van hun klas. Wanneer Georges maker, ene Eden Zomp (ongetwijfeld een knipoogje naar hightech-visionair Elon Musk), zijn creatie na het experiment komt ophalen, ondernemen Daniel en zijn vrienden dan ook een gewaagde actie.
Daniel en zijn vrienden komen levensecht over: ze zijn speels, grappig, gewone jongelui. Maar het komt toch een beetje onwaarschijnlijk over hoe snel ze om zijn, wanneer ze George in bescherming willen nemen, hoewel ze hem wel degelijk raar vinden. Ze hadden hem net daarom ook helemaal kunnen uitsluiten – wat geen onwaarschijnlijke reactie zou zijn geweest, maar ze doen precies het omgekeerde en nemen het op voor de weirdo: een onderhuidse, impliciete boodschap van de auteur die zijn lezers onrechtstreeks aanspoort het ook voor ‘vreemde’ kinderen op te nemen.
Medelijden speelt ook een rol bij Daniel en co. Zelfs een robot hoort niet in een steriele doos te zitten, maar moet ook het echte leven leren kennen. Het mooie is dat George, als hij bij zijn vrienden aan het ravotten is, ook echt dingen bijleert, die hij in het labo nooit zou opdoen. Artificiële intelligentie is allemaal goed en wel, brengt dit boek de lezer bij, maar het is pas echt intelligent het echte leven niet te vergeten.
Reageer op deze recensie