Schooldirecteur promoot spijbelen
Aan fantasie geen gebrek, dat geldt zowel voor Gijs’ opa als voor auteur Eric van ’t Zelfde, directeur van een school in Rotterdam. Op aansturen van opa beleeft Gijs een aantal dolle en avontuurlijke avonturen, met piraten, Vikings, brahmanen en zo meer, in plaats van zich op school voor te bereiden op zijn Cito-toets. Een schijnbaar chaotische opeenvolging van willekeurige belevenissen krijgt uiteindelijk toch wat vorm in het finale avontuur, waarin Gijs gebruik maakt van wat hij tevoren geleerd heeft. Dit boek is een pleidooi voor dromen, genieten van je verbeelding en creatief in het leven staan.
Gijs’ ouders moeten tegelijk op zakenreis en hij logeert een week bij zijn grootouders. Oma is een strikte en strenge, nuchtere dame, maar opa is een knutselaar en verhalenverzinner die Gijs de hele week lang doet voorwenden dat hij ziek is en doet thuisblijven van school om samen met hem op avontuur te trekken. Auteur Eric van ’t Zelfde – die met opzet fictie en feitelijkheid wat door elkaar klutst door Gijs en zijn opa ook zijn (wonderlijke) achternaam te geven – doet dat slim: nergens schrijft hij dat Gijs en opa écht op avontuur trekken, maar zo komt het wel over. Opa bouwt voor de logé een nieuw bed (in de vorm van een vikingboot) en verzint daar meteen een historie rond over een toverboom die door dat hout een soort tijdmachine wordt waarmee je door de tijd en ruimte kunt reizen. Wanneer Gijs naar bed gaat (‘ziek’ ligt hij de hele dag in bed), gaat hij eigenlijk op reis. Aanvankelijk kun je als lezer nog lezen hoe opa ‘vertelt’ over verre, vreemde landen en figuren en over hoe ze samen daar op avontuur gaan, later in het boek maakt de lezer meteen de tijdreis mee.
Op hun reizen blijkt opa maar een bangerd te zijn; Gijs echter moet (daardoor?) de held zijn: hij verzint telkens weer manieren om de personen in nood (onder wie in elke episode een prinses die niet toevallig lijkt op een meisje uit zijn klas op wie hij een oogje heeft) te helpen en de schurken van de verhalen te vlug af te zijn. Dat vergt van Gijs soms heel wat verbeeldingskracht en moed. Maar hij faalt niet. Gijs en opa hebben nog het meest problemen met een boze oma die het verdacht vindt dat Gijs net nu ziek is en met een onderwijsfunctionaris die de jongen weer op de schoolbanken wil krijgen. Uiteindelijk doet Gijs toch zijn toets, die ongelofelijk genoeg nét helemaal bestaat uit vragen die betrekking hebben op wat hij tijdens zijn wondere reizen heeft beleefd. Bovendien maakt Gijs in een ultiem avontuur, wanneer opa levensmoe in het ziekenhuis is beland, nuttig gebruik van de door hem overwonnen en berouwvolle slechteriken om opa te redden.
Zowel de aard van de avonturen als het eenvoudige taalgebruik zijn op maat van jonge lezers die nog ontvankelijk zijn voor fantasierijke belevenissen, nog niet bedorven door de echte, cynische wereld of de sociale druk van ‘sociale’ media. Het plezier van het spel, de vlucht in de verbeelding… die we allen op een bepaalde leeftijd in min of meerdere mate verliezen, is hier nog sterk aanwezig. Oké, de avonturen zelf zijn dan ook eenvoudig, zelfs wat lukraak en weinig indrukwekkend, maar dat maakt niet uit. Duidelijk is dat Gijs er wat van opsteekt en kan gebruiken wat hij, zelfs in zijn verbeelding, heeft beleefd. Sterk literair, inspannend of gelaagd is het boek ook niet, maar als avonturenverhaal mét een boodschap zal het wel heel wat lezers aanspreken.
Reageer op deze recensie