Feit en fictie in een fantastisch fantasieverhaal
Een kleine 650 bladzijden gelezen krijgen op één namiddag? Het kan, met De Wonderlingen. Niet alleen omdat driekwart van dit jeugdboek verteld wordt met woordloze tekeningen, maar ook omdat het verhaal boeiend en meeslepend is en je zonder veel moeite door een knap opgezet en intrigerend half-waargebeurd verhaal trekt dat je de waarde van verhalen en dromen doet herontdekken.
Het principe bij de vuistdikke boeken van Brian Selznick is na De uitvinding van Hugo Cabret (verfilmd als ‘Hugo’) en Het wonderkabinet genoegzaam bekend: tekst en tekeningen wisselen elkaar af en vullen elkaar aan. Ook in De Wonderlingen zijn er weer die kenmerkende, dubbele pagina’s grote, filmische, zwart-witpotloodtekeningen van Selznick, maar toch is dit boek enigszins verschillend van opzet. Anders dan in de voornoemde titels spelen tekst en tekeningen hier geen voortdurende haasje-over. In Selznicks vorige boeken namen de getekende scènes af en toe de actie over (bijvoorbeeld als er gelopen werd in het verhaal, werd dat niet gezegd, maar getóónd): tekst en tekeningen maakten samen deel uit van een doorlopende vertelling. In dit boek echter wordt een lange, inleidende getekende passage gevolgd door een daar in tekst van afgescheiden – zelfs in een ander tijdperk spelend - boek-in-het-boek met een nieuw verhaal, dat weliswaar een link heeft met het voorgaande, maar totaal nieuwe personages naar voren brengt. Na het slot van dit verhaal volgt nog een (korter) getekend fragment, ter afsluiting van zowel het teken- als het tekstverhaal. Selznick heeft zijn gimmick hier slim en ten volle benut: de twee verschillende vertelvormen brengen elk hun eigen verhaal en zetten op een ingenieuze manier de lezer op het verkeerde been. (Iets waar Selznick zich in kan uitleven in een verhaal over toneel: wat is, vraag je je op den duur af, nog echt?)
In het ‘tekenverhaal’ krijgen we de lange geschiedenis (van de tweede helft van de 18de tot het begin van de 20ste eeuw) van de acteursfamilie Wonderling: van de schipbreuk van de roodharige Billy en Marcus Wonderling tijdens een opvoering, Billy’s ontdekking van het theater, de almaar hogere toppen scherende toneelcarrières van zijn zoon, kleinzoon en achterkleinzoon, tot de brand in het theater net als Billy’s achterachterkleinzoon (die meer van tekenen dan acteren houdt) het wil verlaten.
Het abrupte einde van deze familiegeschiedenis maakt plaats voor een andere, bijna honderd jaar later, begin jaren ‘90, waarin de van kostschool weggelopen roodharige (!) Joseph Jervis zijn toevlucht zoekt in het wonderlijke huis van zijn oom Alfred in Londen (dat als een Victoriaanse high society-woning is ingericht) en tegen de zin van die laatste en met hulp van een buurmeisje zijn ware familiegeschiedenis ontdekt. En die is heel anders dan wat hij en wij vernamen of vermoedden. Bijzondere, fantastische verhalen zijn – en dat vergeten we vaak, vooral als ze goed verteld worden – uiteindelijk precies dat: fantasie, verzonnen door iemand, een imaginaire wereld.
Feit en fictie verwarren de jonge Joseph, maar het kan nog verwarrender: auteur Brian Selznick baseerde zijn verhaal, zijn excentrieke personage Alfred en de buitengewone locatie van het huis op 18 Folgate Street op het Dennis Severs’ House, op dat adres. De zich Engels voelende Amerikaan Dennis Severs kocht in 1979 het vervallen huis in Spitalfields (in de Londense East End) en knapte het met toewijding en zin voor authenticiteit op tot een wonderlijk anachronisme, dat vandaag nog te bezichtigen is. Severs verzon voor zijn Victoriaans aangeklede museumhuis zelfs medebewoners, een imaginaire familie, de familie Jervis. Zo wordt het boek ook een eerbetoon aan de inzet van Severs, maar bovenal aan de kracht van fantasie, die in dit geval zelfs levensecht geworden is. De Wonderlingen, dat al met zijn betoverende, mysterieuze cover Avontuur en Fantasie belooft, is een ode aan de verbeelding, die de soms saaie werkelijkheid verdringt en mensen verbindt. Een wonderlijk boek.
Reageer op deze recensie