Grijze haren in Syrië
Het verleden van de Arabier van de toekomst komt steeds dichter bij het heden: de serie over de jeugd van de Frans-Syrische auteur Riad Sattouf in het Midden-Oosten beslaat in dit derde deel de jaren 1985-1987. We bevinden ons nog steeds in het corrupte, achterlijke Syrië van Assad sr. (nog altijd te verkiezen boven het Syrië van vandaag!), met een kort uitstapje naar – het toen in burgeroorlog verkerende, maar toch rijkere – Libanon. Het leven van de jonge Riad in deel 3 verschilt nauwelijks van het vorige deel, geprangd tussen de terreur van klasgenootjes/meester en zijn vaders familie, maar opgevrolijkt door de kerstman en Arnold Schwarzenegger.
Je zou dit derde boek een bisnummer van het tweede kunnen noemen, ware het niet dat er toch enkele evoluties zijn in het leventje van Riad: niet alleen krijgt hij concurrentie van zijn opgroeiende, schattige broertje, maar zijn ouders groeien duidelijk stilaan uit elkaar. Zijn moeder – in voorgaande delen eerder een meegaande duts – is het leven in armoede nu helemaal spuugzat en eist, behalve een ‘Franse kerst’, uiteindelijk een terugkeer naar Frankrijk of tenminste een verhuizing naar een grote Syrische stad. Abdel, Riads vader en universiteitsdocent, zit echter gewrongen met zijn droom dicht bij zijn familie te zijn en een moderne, seculiere Arabier te zijn die zijn land opstuwt in de vaart der volkeren. Een houding die hem uiteindelijk in conflict brengt met zijn diepgelovige, oude moeder, en hem tot toegiften aan zowel zijn familie als zijn vrouw én tot grijze haren brengt. Enerzijds is hij ongelovig, anderzijds gaat hij strikt de ramadan volgen, gekopieerd door Riad. Die geeft het snel op, maar de absurditeit of hypocrisie van het strenge vasten stelt de auteur toch niet expliciet aan de kaak. De corruptie van het systeem komt ook nauwelijks uitgesproken aan bod, en als dat toch gebeurt, is dat in de vorm van een anekdote, bijvoorbeeld hoe een ‘student’ van zijn vader – een lijfwacht van Assad – voor zijn examen slaagt, louter door zijn naam in te vullen.
Uiteraard doet het boek ook weer glimlachen, als bijvoorbeeld Riad en zijn vriendjes Conan de barbaar gaan imiteren (vooral in stoer kijken), of in de scène met de dorpstelefonist die consequent de verbinding verbreekt als hij een vreemde taal hoort, terwijl Riads moeder haar dochter belt. Er is het obligate verblijf in Bretagne, bij zijn oma, zoals in de vorige delen in blauwe steunkleur (de Syrische hoofdstukken zijn in het roze!), waar de boertjes een soort West-Vlaams blijken te klapp’n volgens vertaler Toon Dohmen. Hoewel ook nu weer het verschil in comfort en verdraagzaamheid met Syrië groot is, toont het Franse hoofdstuk in dit boek aan dat ook westerlingen lomp kunnen zijn. Sattouf is heel feitelijk in zijn relaas, vertelt de dingen zoals ze zijn, zonder zich uit te spreken voor of tegen. Dat aan de lezer overlaten is een slimme zet: die voelt zich meteen meer betrokken bij dit toch heel persoonlijke, autobiografische verhaal.
Omdat dit derde deel nauwelijks nieuwe elementen in zich heeft, was het misschien beter geweest dat wat beknopter in een tweede deel te verwerken, maar toch blijft Riads jeugd in het Syrië van de jaren 1980 fascinerend exotisch genoeg om erover te lezen. Gelukkig kondigt deel 4 zich aan met een nieuwe verhuizing, zodat we onze blik weer kunnen verruimen, maar ongelukkig genoeg voor Riads moeder is dat niet naar Frankrijk, maar naar Saoedi-Arabië. Eerder in boek 3 maakte Riad al kennis met een bediende van een rijke Saoedi die de duurste flessen komt opkopen in een winkel, wat zijn vader loos laat gaan over moderne slavernij. Benieuwd hoe de Arabier van de toekomst en Riad dáár mee om zullen gaan in Riyad, de ‘tuin van God’!
Reageer op deze recensie