Probeersels, proeven en pogingen
Eén stripauteur maal zes jonge tekenaars maal zes narratieve genres maakt zesendertig grafische interpretaties die niet altijd even geslaagd zijn, maar wel een goed beeld schetsen van wat de jongelui in hun mars hebben. Misschien herinneren we ons later, wanneer onder hen een succesvol stripauteur is opgestaan, nog: o ja, die stond in Schets en Scheef.
Schets en Scheef is geen stripalbum. Er staan veel strips, cartoons en tekeningen in, maar die vormen samen geen verhaal. Het zijn illustraties of interpretaties van zes korte teksten die los van elkaar staan en op zichzelf ook niet allemaal afgeronde verhalen zijn, eerder fragmenten uit verhalen. En wel van verschillende genres. Het geheel geeft daarom niet alleen vormelijk, maar ook inhoudelijk een onafgewerkte indruk. Het boek, dat de ambitie heeft het eerste te zijn in een reeks, is veeleer een schetsboek – met probeersels, proeven en pogingen. Net alsof de auteurs net voor het afwerken er maar de brui aan gaven, of liever: voor het echte werk enkele proevertjes uitdelen aan geïnteresseerde uitgevers en lezers.
Kristof Berte kennen we als een niet onverdienstelijk amateur-striptekenaar (Lise op Monstereiland), maar Jimmy Hostens, Maikel Verhoeven, Wouter Van Ghysegem, David Felizarda Real, Tim Bolssens en Joey Potargent zijn nobele onbekenden. Het pleit voor uitgever Syndicaat om jong talent voor het voetlicht te halen. Jonge stripmakers hebben het vandaag moeilijker dan ooit om aan de bak te komen. Gelukkig zijn er af en toe publicaties van afstudeerprojecten of bundels als deze.
Liever dan een totaal willekeurige verzameling van ‘het beste’ uit de portfolio’s van de tekenaars te brengen, is Schets en Scheef een verdienstelijke poging om methodisch en met een rode draad het beste uit de tekenaars naar boven te halen. Die rode draad is de titel van dit eerste deel: Eleonore. Een naam die in elk van de zes ‘verhaaltjes’ een andere, weinig belangrijke invulling krijgt. Een beetje kunstmatig allemaal, maar het geeft toch enige orde aan het project.
Een stukje western bijt de spits af van de zes genres, met daarin alle clichés van de in het nauw gedreven coole desperado (type ruwe bolster, blanke pit). Ook de gefixte boksmatch is voorspelbaar en bovendien onwaarschijnlijk. Berte durft gelukkig ook genres in hun hemd te zetten, bijvoorbeeld in een komisch ridderverhaal met anachronistische detective-trekjes, een rechtbankscène met piraten, een Hollywood-pastiche met een leuke twist en een bijna ontroerende fantasy in de vorm van een krantenartikel over een eenzame dame met veel fantasie. In de lijn van het onafgewerkte schetsboek lijken de tekstfragmenten echter ook al te vaak onaf: een beetje eindredactie had het kromme, al te Vlaamse en stilistisch arme taalgebruik misschien wat opgetild.
Wat de illustraties betreft kunnen smaken uiteraard verschillen, maar enkele tekenaars steken toch boven de andere uit. Jimmy Hostens bijvoorbeeld is goed voor zwierige, losse schetsen (in collagevorm) en sterk in karakterisering. Zijn versies van de ridders, boksers en piraten springen eruit. Tim Bolssens brengt realistische en schetsmatig uitgewerkte fragmenten uit de verhalen. Zijn samenvatting van het fantasyverhaal is zelfs mooi gedaan. Een heel andere benadering heeft Maikel Verhoeven: ruw, experimenteel, sterk herinnerend aan Randal Cesar. Niet altijd even geslaagd (ridder) tot zelfs prutswerk (film), soms niet slecht (piraten) tot sterk (bokser).
David Felizarda Real is de cartoonist van het stel. Zijn komische stijl past echter niet bij het boksverhaal en is zelfs lachwekkend (in slechte zin) bij de rauwe western. Zijn filmaffiche is dan weer niet slecht en zelfs het hoogdravend geschreven ridderverhaal werkt wel in cartoonstijl. Wouter Van Ghysegem, die lelijke collages of één grote prent maakt, levert slechts één min of meer geslaagde tekening af: zijn elfenboom heeft iets dreigend poëtisch. Joey Potargent ten slotte moet het (slecht) na-apen van José Luis Munuera dringend laten en zijn eigen stijl zoeken.
Reageer op deze recensie