Dit gaat over niets
Wat duurt langer: ooit of nooit? Is er niets zonder iets? Bestaat nooit wel? Is er wel een niets? En moeten we daar bang voor zijn? Moet iets niet net verdwijnen om iets te krijgen? Geen niets zonder iets? Niets voor jou, dat soort vragen? Dan is dit prentenboek misschien nét wel iets voor jou.
25 jaar geleden maakte voor het eerst een jeugdboek zodanig furore dat het een hype werd en zelfs volwassenen het wilden lezen. En toch was het vuistdik én was het onderwerp niet van de poes: filosofie. De wereld van Sofie (Jostein Gaarder) werd een fenomeen, precies omdat het een moeilijk en elitair thema als filosofie toegankelijk probeerde te maken. Nogal wat jongeren (en hun ouders) maakten via het dikke boek kennis met de wondere wereld van de wijsbegeerte. Sindsdien zijn er talloze kinder- en jeugdboeken verschenen die lastige, theoretische disciplines aanschouwelijk wilden maken en werden ook in ons taalgebied ‘filosofische’ prenten- en leesboeken voor kinderen gemaakt. Want ook de jeugd is in staat te denken en heeft zelfs heel eigen inzichten en een originele, nog frisse kijk op de dingen. Kinderen tot filosoferen of beschouwend nadenken aanzetten doet hen kritisch en oordeelkundig in de wereld staan.
Het is dus niet verbazingwekkend dat filosoof Coen Simon, auteur van een aantal filosofische werken, zich in Er zit een gat in – De wereld van Spriet tot de jeugd richt, met een forse knipoog naar De wereld van Sofie. In dit prentenboek staat de filosoof stil bij de dualiteit van iets en niets, van nu en nooit. Spriet – zo mager dat je hem bijna niet ziet – maakt zich geen zorgen om het gat in zijn mooie wereld waar de mensen treurig van worden. Als je erin valt, zeggen ze, verdwijn je in het niets en kom je nooit meer terug. Kan niet, zegt Spriet, want nooit is oneindig en als aan iets geen einde komt, is het nooit helemaal gebeurd: dus als je nooit terugkomt, ben je ook nooit weg geweest.
Breinbrekers als deze doen de voorlezer en voorgelezene van dit prentenboek als in goede Socratische traditie in dialectieke filosofie verzeilen, waarbij eens goed nagedacht moet worden in samenspraak. Spriet zelf geeft aan dat hij ervan houdt mensen aan het debatteren te zetten, mensen die ‘om het gat niet te hoeven zien’ de mooiste dingen bouwen. Illustrator Linda de Haan vult de tekst hier goed grafisch aan met haar pentekeningen door de lezer ook kijkend aan het werk te zetten. Spriet leert de lezer dat zulke gaten er zelfs moeten zijn: gelukkig verdwijnt er ook wel eens wat, anders lukt het niet. Als je HIER niet verdwijnt, kun je DAAR niet verschijnen. Als uitgesproken woorden of muziekklanken niet zouden verdwijnen, hoor je door de kakofonie niets meer en krijgen ze geen betekenis.
De achterflap van dit prentenboek belooft dat het ‘het vrolijkste filosofieboek’ is. Dat is misschien iets te voortvarend, maar het boek laat de lezer ontegensprekelijk achter met een licht gevoel. Geen zware filosofische kost dus. Er zit een gat in heeft niet bepaald een verhaal te vertellen en komt ook niet tot zekere besluiten, maar werpt een aantal interessante gedachten op die hoop geven, want niets is ook iets.
Reageer op deze recensie