Victoriaanse bibliothecaris op het speurderspad
Stripjournalist en scenarist Ger Apeldoorn en tekenaar Fred de Heij (o.a. Haas) blazen na 45 jaar de duistere avonturen van de Londense bibliothecaris LLewelyn Fflint nieuw leven in. Zij doen dat in een eerste album met vier korte bovennatuurlijke verhalen, gebracht in een realistische tekenstijl. Het geheel is toegankelijk en onderhoudend, al zwakt de soms licht ironische ondertoon de donkere sfeer van mysterie af. Niet meteen een slag in het water van de Theems, maar veel rimpelingen brengt Fflint 2.0 toch niet teweeg.
De vorig jaar overleden cartoonist Peter van Straaten stond begin jaren 1970 nog aan het begin van zijn carrière. Hij had wat succes met zijn Vader & Zoon-stripjes in Het Parool, toen hij voor het stripblad Pep in 1972 de kans kreeg een reeks korte verhalen te maken op scenario van Yvan Delporte. De grote Delporte (niet alleen in gestalte) was in zijn lange carrière niet alleen hoofdredacteur van het weekblad Spirou/Robbedoes, maar ook actief als scenarist (onder meer voor Peyo’s Smurfen) en bedenker van het onnuttige kantoorhulpje Guust Flater. Een jaar later stopte de samenwerking alweer. Llewelyn Fflint belandde – zoals het een bibliothecaris betaamt – op de stoffige schappen van het archief van de stripgeschiedenis. Als biograaf van het rijke verleden van Pep haalde Apeldoorn de strip van tussen de plooien van de vergankelijkheid. Of hij er met de gepokt en gemazelde De Heij erin zal slagen Fflint een langer tweede leven te geven, valt nog te bezien.
De Heij is een technisch begaafd tekenaar die gewelddadig en erotisch of undergroundwerk niet schuwt. Wat dat betreft, houdt hij zich voor Fflint erg in, al is zijn realistische, ietwat groezelige stijl duidelijk herkenbaar. De mistige Londense straten van 1882 en verborgen, ondergrondse ruimten van de verhalen komen in zijn handen goed tot hun recht. Zijn personages zijn niet altijd spot on (hoofdpersonage Fflint is blijkbaar moeilijk in een tekenpen te vatten), en tegelijk soms ook weer heel zuiver (vooral zijn vrouwelijke personages). Zijn composities en perspectieven zijn in de cadrage van de platen soms wat uitbundig en eigenzinnig. Het tekenwerk is dus niet altijd van constante grote kwaliteit, maar zeker wel goed leesbaar en voldoende aantrekkelijk.
De keuze voor een realistische tekenaar die de stijl van de vroege Van Straaten zeker goed benadert, is een goede gebleken voor de aard van de verhalen: deze stijl verhoogt de waarachtigheid van de bovennatuurlijke verhalen. Zijn die echter ook geloofwaardig? Behalve de in de mist zwemmende haaien van het titelverhaal zou ik zeggen van wel. De reusachtige rioolworm van het tweede verhaal is kras, maar niet volkomen onmogelijk. De schijnbaar bovennatuurlijke elementen van de twee overige verhalen worden door de scherpzinnige Fflint ontrafeld als mensenwerk. In die zin schippert Fflint als speurende wijsneus (als bibliothecaris altijd met zijn neus in dikke boeken) tussen een Sherlock Holmes (die ook het ‘onmogelijke’ doorzag) en Mic Mac Adam (een eveneens wat vergeten Belgische stripreeks van André Benn en Stephen Desberg met dezelfde setting en sfeer).
De betweterige en soms schamperende Llewelyn Fflint, die bij anderen weinig sympathie oproept (zelfs niet bij een pedante Oscar Wilde), blijft als personage wat op de vlakte: we komen enkel te weten dat hij bij een hospita woont die vindt dat hij te veel werkt en te weinig van haar voedzame maaltijden geniet. De zijsprong die de auteurs maken in het laatste verhaal over de dood van zijn vader is wat bij de haren getrokken. Graag hadden we wat meer inzicht gekregen in het hoofdpersonage die er toe doet. Het zou de inleving in de strip verhogen.
Fflint en het Mysterie van de Nevelhaaien is een verdienstelijke (en dus niet bovennatuurlijke) verrijzenis, maar op zijn paasbest is hij nog niet.
Reageer op deze recensie