Elk huisje zijn kruisje
Verlies en verdriet, het onvermogen van de mens ermee om te gaan of het te delen: de onbeholpen manier waarop hij dat toch probeert zit doordrongen in elk van de tien levens die Ann Thijssen (1968) in haar tweede roman ten tonele voert. De ene keer al wat overtuigender dan de andere, maar zeker op een literair sterke wijze waarbij ze met veel zorg haar hoofdrolspelers typeert in hun relaties tot de anderen en levensecht maakt. Echter, meer dan een momentopname bieden deze schetsen niet.
De auteur benoemt haar plaats van handelen niet, tenzij via de namen van rivieren, straten en parken (waardoor het wel duidelijk is dat het om de Belgisch-Limburgse stadjes Bilzen en Hasselt gaat, wat verder niks ter zake doet, behalve de overdracht van enige waarachtigheid aan de personages die erin bewegen), maar is des te explicieter als het over haar protagonisten zelf gaat. In negen in lengte wisselvallige hoofdstukken volgen we evenveel personages die telkens, zo blijkt, op een of andere manier met een ander personage te maken hebben: familiaal, relationeel, professioneel of louter toevallig. Respect voor de manier hoe Thijssen verschillende levens in elkaar doet grijpen en pas tegen het einde duidelijk maakt hoe een mondharmonica spelende zonderling als rode draad in de hoofdstukken daar niet zómaar opduikt en onbewust in levens ingrijpt, maar ook een onvermoede link heeft met enkele personages en een drama uit het verleden.
Er zijn de vader en moeder die een jong kind verloren en daar heel verschillend mee omgaan, er is de nukkige bejaarde die zijn zoon mist, geschilderd door de bedrogen weduwe wier dochter het nieuwe vriendinnetje is van de jonge filmmaker die op tragische wijze zijn lief verloor en in zijn documentaire (met de titel van het boek) slapende honden wakker maakt, onder meer die van de oude dame die voor het eerst getuigt over hoe ze in haar jeugd misbruikt werd, en er is tot slot de man die zijn verdwenen vriend opspoort en zo het leven van de voornoemden binnenvalt… Thijssen – die iets tegen dokters moet hebben (onbenullen en verkrachters allemaal!) – vermengt feiten en fictie (met regelmatige verwijzingen naar de aanslagen in 2016), de echte Limburgse Demerstadjes met verzonnen inwoners, treurnis met opluchting, enthousiasme met frustratie, leven met dood, liefde met haat.
Net geen drie jaar geleden debuteerde Ann Thijssen met de liefdestragedie De vrouw die blijft. Is zij een auteur die blijft? Haar debuut werd niet slecht onthaald, maar bevestiging kan er altijd pas komen met die moeilijke tweede worp – ook muzikanten weten daar alles van: het album of het boek dat doet afhaken, dat een derde kans verdient of alweer doet uitkijken naar het volgende werkstuk? Het geluid van slapende honden ligt zeker in de lijn van De vrouw die blijft, is degelijk, is goed geschreven, sfeervol en suggestief, verrassend en intrigerend. En dan volgt de onvermijdelijke ‘maar…’: het is tegelijk ook ietwat vrijblijvend (komen de personages er wel uit? Laat staan de lezer), lijkt soms spoorloos of alleszins op het verkeerde spoor (door minder belangrijke of wat bij de haren erbij getrokken personages die de lezer op een zijspoor zetten). Het boek grijpt de lezer niet bepaald bij de keel, laat hem niet naar adem happend, maar eerder onverschillig achter: so what?, kan alleszins de reactie zijn bij nogal wat personages. Maar nogmaals, Thijssen slaagt erin de lezer te doen blijven lezen, ook al moet deze bij elk nieuw personage een hernieuwde inspanning doen het een juiste plaats te geven in het geheel. Dat gepuzzel maakt echter het boeiende van dit boek uit en doet alleszins stilstaan bij hoe elk huisje zijn kruisje draagt.
Reageer op deze recensie