Een cocktail van alles
Op hun muzikale én grafische reis door de 20ste eeuw merken muzikant José Manuel Casañ en stripmaker Paco Roca – twee vijftigers uit Valencia – dat de wegen van hun respectieve disciplines wel vaker voor een kruispunt staan. Beiden vertellen elkaar, tijdens the making of dit boek en bijbehorende cd, hoe hun werk tot stand komt, hoe artistieke voorbeelden een rol spelen en hoe ze deze of gene richting zijn uitgaan. De lezer krijgt hierbij een boeiende inkijk in twee verschillende creatieve werelden die meer met elkaar gemeen hebben dan het lijkt.
Securidad Social is al 30 jaar een begrip in de Spaanstalige muziekwereld. Begonnen als punkband in de jaren 80, regelmatig van bezetting gewijzigd, maar consequent draaiend rond singer-songwriter José Manuel Casañ evolueerde ‘de sociale dienst’ naar een hitmachine in de jaren 90, met een voorliefde voor rumba, om dan weg te deemsteren met wereldmuziek, maar trouw aan hun voortdurende muzikale vernieuwing. Paco Roca daarentegen is me goed bekend: zijn prachtige en ontroerende boekje over dementie, Rimpels, bijvoorbeeld is een mustread, zijn Sporen van het toeval een flinke documentaire pil over Spaanse republikeinen die van de burgeroorlog in de Tweede Wereldoorlog rollen, zijn La Casa een tegelijk mooi en wrang eerbetoon aan zijn vader.
De twee leren elkaar kennen en worden vrienden. Vier jaar lang brainstormen ze tijdens regelmatige etentjes over een mogelijke samenwerking. Twee zulke uiteenlopende kunstvormen bij elkaar brengen is niet vanzelfsprekend, maar uiteindelijk groeit er stilaan een plan, waarbij Casañ het voortouw neemt en een plaat opneemt met alle muziekgenres die voor hem belangrijk waren: van de blues, de country, rockabilly en soul in Amerika tot de meer latino-geïnspireerde rumba, de Cubaanse son en de latin rock. Ook reagae, de Beatles, hardrock en zelfs Afrikaanse drums krijgen hun plaats in het geheel. Roca zou aanvankelijk alle nummers van een kort, op de lyrics gebaseerd verhaaltje voorzien, maar door hun gesprekken evolueerde het project meer naar een beschouwing over het maken van kunst, over het creatieve proces, de uitdagingen van de kunstenaar. Zo werden de verstrippingen van de nummers nu slechts telkens korte onderbrekingen van een 150 pagina’s lang zoeken naar de ‘melodie’ van het boek.
Door Casañ bezig te horen over zijn voorbeelden, zijn manier van creëren, de rol van de platenmaatschappij, auteursrechten en marketing, de tol van de roem, de ego’s in de band, het snel verveelde publiek, leert Roca veel over het maken van muziek, maar ook hoe gelijkaardig componeren en strips maken zijn. Ook achter tekeningen en kaders gaan rationele en irrationele kanten schuil. Ook voor Roca is zijn creatieve expressie een middel om bewust te worden van zichzelf. Jezelf beter leren kennen en trouw blijven aan jezelf, daar komt het volgens hem uiteindelijk op neer. De lezer krijgt voor de prijs van één op die manier twee keer zicht op de ervaringen en drijfveren van creatieve geesten. In die zin doet het boek sterk denken aan De ontwetenden, waarin stripmaker Etienne Davodeau en wijnbouwer Richard Leroy elkaars vak leren kennen en waarderen.
De gesprekken leveren heel wat pratende hoofden op, wat grafisch vrij vervelend zou kunnen worden, maar Roca heeft dat mooi gecounterd door veel beeldtaal te gebruiken. Bijvoorbeeld met verschillende kleuren voor verscheidene tijdperken of bij de lancering van een nieuwe band in de vorm van een raket. Ook in de muziekverstrippingen zit veel afwisseling – ook al omdat Roca hiermee, net als Casañ, op zijn manier een eerbetoon brengt aan zijn eigen grote voorbeelden: van Winsor McKay en Milton Caniff tot Moebius en zelfs de Belg Guy Peellaert. Hij doet dat bovendien zo passend mogelijk: de Beatles uiteraard in psychedelische Yellow Submarine-stijl, Hank Williams-country in de vroege Mickey Mouse-Disneystijl, enzovoort. Waarmee hij zichtbaar het punt van Het kruispunt maakt: alles is een mix van alles.
Reageer op deze recensie