De megafoon Kellendonk
Frans Kellendonk was 39 toen hij een kwarteeuw geleden overleed aan aids. Hij was anglist, vertaler, redacteur van het literaire tijdschrift De Revisor en auteur van een beperkt, maar opgemerkt oeuvre. Zijn bekendste roman, Mystiek lichaam (1986), was tegelijk zijn laatste. Bewonderaar van Henry James, Oscar Wilde en Saul Bellow, generatiegenoot (en ‘concurrent’) van A.F.Th. van der Heijden en Oek de Jong, vriend en auteur van de eerder dit jaar verschenen bundeling van een ruime selectie van Kellendonks brieven aan onder meer zijn collega’s, vrienden en minnaars.
Medesamensteller en Leids letterkundige Jaap Goedegebuure, die een monografie van Kellendonk voorbereidt, wordt in deze novelle van Arie Storm regelmatig, smalend en met opzet anoniem opgevoerd als ‘tweede’ biograaf, bij monde van Kellendonk zelf. Die als een immateriële geest, 25 jaar na zijn overlijden, op de schouder van de auteur, deze influistert wat hij moet opschrijven. Als een ‘tweede kans’, een testament en gelegenheid om zijn sentimenten te ventileren. Of die van Storm?
Een slimme literaire truc van Storm, die twee jaar voor Kellendonks dood afstudeerde met een doctoraat over de Nijmeegse schrijver die hij (in een nawoord) bewondert als stijlvol, intellectueel, geestig en gevoelig: zijn onderwerp als ik-verteller alle woorden in de mond leggen reduceert hemzelf tot een personage van Kellendonk. Zo beschrijft het personage, de geest Kellendonk hoe "mijn eerste, mijn enige échte biograaf" hem in het Amsterdamse Centraal Station een pocket van Saul Bellow ziet kopen. En zo worden perspectieven, feiten en meningen vermengd. Of zoals ‘Kellendonk’ zegt: "Niets van wat ik hier zeg is waar, en tegelijkertijd is alles waar."
Als de fictieve Kellendonk bijvoorbeeld tekeer gaat tegen Adriaan van Dis - met wie volgens hem de neergang begon van de literaire kritiek tot het punt dat boekhandelaren op tv recensent mogen spelen – komt dat overeen met hoe hij in een brief Willem Oltmans feliciteert "dat opgeblazen imago van de alwetende en o zo beschaafde gastheer" doorprikt te hebben. Maar je vraagt je onwillekeurig af of Storm er niet eensgezind een flink schepje bovenop doet. Horen we hier Kellendonk of Storm? Wanneer Kellendonk smalend doet over zijn Revisorcollega’s, persfotografen, de onzin van een cursus creatief schrijven of journalist Jan Brokken (piloot) van de "Haagse Prut" (die het waagde hem in een stroming onder te delen), klinkt allicht de echte Kellendonk door. Wanneer Kellendonk vindt dat voor de naar hem genoemde jaarlijkse lezingen op de Radboud universiteit "de gekste mensen" gevraagd worden - "zelfs Gerrit Komrij (….). Freek De Jonge. Ik draai me om in mijn graf." – of wanneer hij de winnaars van de driejaarlijkse Stichting Frans Kellendonk "prutschrijvers" noemt, gebruikt Storm Kellendonk als megafoon. Over Storm lezen we Kellendonk beweren (in feite Storm zelf dus) hoe de auteur "veel te vaak bij de doden" verwijlt: "Hij paste nooit goed in zijn levende omgeving, hij stond er altijd in zekere zin naast". Zelfs al is hij "een brave echtgenoot en huisvader" geworden. Mja, maar welke boodschap heeft de lezer hieraan?
Uiteraard kon de kwestie Aad Nuis niet ontbreken, die Kellendonk in een recensie over Mystiek lichaam van antisemitisme beschuldigde. De ‘denkfout’ die de politicus volgens het personage Kellendonk maakte ("een boek over antisemitisme is niet automatisch een antisemitisch boek") verwoordde hij ook in brieven. Interessant is het boekje als het Kellendonks visie op kritiek en literatuur weergeeft: "Literatuur is voor mij altijd polemiek geweest, strijd." En Kellendonks relatie tot zijn afstandelijke vader, verwerkt in Mystiek lichaam: "Ik had niets met mijn vader. En alles."
‘Roman’ verduidelijkt de cover; om te vermijden dat een argeloze lezer een biografie vermoedt? Dat is het duidelijk niet geworden, maar wel een kundig spel met realiteit, schijn en interpretatie.
Reageer op deze recensie