Planet Beach
Trek je deze zomer met honderdduizenden anderen als lemmingen naar de kust? Van de file op de snelweg tot de file aan het strandtoilet? Op zoek naar een rustig plekje op de camping, naar steeds schaarsere strandgarnalen of kokkels, naar een factor 50 om in de onverwacht brandende zon te genieten van een uitzicht op blubberlijven? Bespaar je de moeite en geniet rustig thuis van het strandleven in deze heerlijk plot-loze menselijke natuurdocumentaire over de homo turisticus marinus.
Nieuwe boeken ruiken zo lekker naar verse inkt en glad papier. Leve de branding! zou als je ’t openslaat eigenlijk naar verse vis en zilt zeewater moeten ruiken. En er zou fijn zand in de vouwen moeten zitten. Maar ook zonder dat alles komt de strandsfeer je keihard op flipflops tegemoet. Prudhomme en Rabaté, die ons gezamenlijk eerder al de pijnlijk vermakelijke zedenschets De Maria van plastic schonken, volgen in hun Planet Beach-documentaire op het ritme van één dag strandgangers van hun aankomst bij het krieken van de zomer tot hun avondlijke vertrek aan het eind van het seizoen. We zien hen aankomen in het fictieve Polovos (een wat Costa del Sol-klinkend knipoogje naar het echte Palavas-les-Flots in de Hérault), dat universeel herkenbaar en inwisselbaar is als dé typische populaire badplaats, van Blankenberge tot Bloemendaal. Er is het volle zandstrand, compleet met animatie (zandkastelenwedstrijd!) en naaktzone (opgepast met loslopende honden!), de drukte op de dijk, de prullariawinkeltjes, de bistrootjes, de camping, de toeristentrein…
Iedereen kan er zich een beeld bij vormen en tóch blijft het vermakelijk hoe de auteurs hun lezers een spiegel voorhouden waarin de mens in zijn blootje (of tenminste toch in zijn zwemslip) gezet wordt. Hoe we sakkeren op elkaar (dikke auto heeft hij, dikke billen heeft zij), hoe we onzeker zijn (topless of toch maar niet?), hoe we kinderachtig zijn (nee meneer, die glijbaan is voor kinderen). Maar tegelijk aandoenlijk (een snurkende kunstschilder) en lief (een zwanger koppel). In tegenstelling tot wat de inleiding laat uitschijnen is de kust niet absoluut te mijden: je kunt er ook lekker luieren met de blik op oneindig (of leuke meisjes in bikini), lekker zeevruchten eten, pootje baden of gewoon er eens uit zijn. De enige valse noot lijkt te komen van het breaking news over een vermist meisje, dat af en toe de kop opsteekt, al laten de badgasten er hun vakantie niet door bederven.
De camera van Prudhomme en Rabaté zwenkt soepel van de ene scène naar de andere: van het strand naar de dijk naar de camping en weer naar het strand en de zee in enzovoort. En van het ene tafereeltje naar het andere: van een gefrustreerde garnalenzoeker naar zijn ongeïnteresseerde vrouw naar een wat elitaire strandfilosoof naar een kindje met gieter naar een wandelaar met hond naar twee koppels die we al op de snelweg leerden kennen en zo verder. De reis naar de badplaats is trouwens een heel mooi grafisch en toepasselijk traveling shot: van de ene in de andere auto naar een passerende trein en weer naar een andere auto die de trein voorbijsteekt tot hij in de file belandt en dan naar de campinggasten die het met plezier bekijken. Schitterend gedaan. En grappig. De toon van het boek is dan ook nergens cynisch of denigrerend, maar altijd licht en badinerend. Getuige bijvoorbeeld de schilders die de hele zomer op hun gemakje de toeristendrukte aanzien. Ook de inkleuring is met zorg gebeurd: aanvankelijk zijn de toeristen maar bleekjes (die witte onderlijfjeslijven!), later knalroze, op het eind goed doorbakken bruin. In het lichtblauw van de lucht voel je gewoon de zon branden.
Heel geschikt om zin te krijgen in zomer, of juist toch maar eens voor de Ardennen te gaan.
Reageer op deze recensie