Hardgekookte losers
In een duistere bui verzamelde uitgeverij Scratch de vier stripalbums die Jacques Tardi maakte samen met (of gebaseerd op) werk van polar-schrijver Jean-Patrick Manchette in één integrale uitgave, aangevuld met enkele niet-afgewerkte aanzetten. Waarschuwing: geniet met mate van deze sterke, maar gitzwarte en hard boiled policiers, want overdosis schaadt.
Even voorstellen: Tardi (1946) is een van de grootmeesters van de Franse strip. Hij is vooral bekend door De fantastische avonturen van Isabelle Avondrood, zijn anti-militaristische werk (waarin vooral de waanzin van de loopgraven uit WO I centraal staat) en zijn literaire bewerkingen, onder meer van Célines Reis naar het einde van de nacht en de policiers van Léo Malet (Nestor Burma). In dat rijtje passen bij die laatste ook de Manchettes, maar dan nog donkerder en gewelddadiger.
Jean-Patrick Manchette (1942-1995) was een Frans schrijver en filmscenarist die niet vies was van stripscenario’s. Het striptijdschrift Métal Hurlant bracht beide auteurs samen voor een bewerking van Manchettes roman Fatale, maar verder dan een publicatie van 21 afgewerkte pagina’s in een monografie over Tardi (hernomen in deze integrale) kwam die eerste samenwerking niet. Een tweede poging resulteerde in een origineel verhaal – Griffu, het eerste album in deze integrale, oorspronkelijk verschenen in 1978 (in 1981 in het Nederlands). Het kettingrokende titelpersonage (opvallend hoe al Manchettes hoofdrolspelers altijd een sigaret uit hun mond hebben bungelen – Manchette was een verstokt zware Gitane-roker en overleed aan kanker) is een juridisch adviseur met PI-allures die in een complexe en gewelddadige zaak verwikkeld raakt. Hier had best een interessante reeks uit kunnen groeien, maar daarvoor was Griffu net iets te veel een loser.
Iets wat hij gemeen heeft met de ‘helden’ van andere Manchette-romans. Manchette was er de auteur niet naar om Poirots of Maigrets op te voeren. Zijn antihelden zijn vaak de slechteriken van het verhaal. Dat is bijvoorbeeld het geval in De sluipschutter, een bewerking van Manchettes roman door Tardi uit 2010. In tegenstelling tot de verfilming met Alain Delon zet Tardi de huurmoordenaar die het moet opnemen tegen zijn opdrachtgevers neer zoals Manchette hem bedoeld heeft: als een klootzak. Dit illustreert hoe Tardi trouw blijft aan de duistere, brute, maar energieke versie van Manchette. Uiteindelijk is De sluipschutter vooral een treurig liefdesverhaal. Een policier bij Manchette is nooit zomaar een rechtlijnige crimi.
Manchette kan ook geen ‘slachtoffer’ of ‘de goeie’ uit het verhaal neerzetten zonder kleine kantjes. Burgerman Gerfaut – die als bij abuis meegezogen wordt in een dodelijke draaikolk – in Kleine West Coast Blues (2005) is een harteloze smeerlap, die uiteindelijk merkt dat hij de kick van het gevaar nodig heeft om zichzelf te zijn. Manchette toont zich hier een meester in filmische beeldtaal: zijn roman begint met een flash forward waarin verkoper Gerfaut als een bezetene over de Parijse ring raast, alsof hij levensmoe is. Het hele boek is een antwoord op de vraag waarom.
Het laatste album in deze integrale, Gek op moorden (2012), is nog het meest gewelddadige. Ook hier weer een hoofdpersonage (een meisje dit keer) met een flinke steek los en een killer (volgens Tardi zijn favoriete personage van het verhaal) die al net evenveel aandacht krijgt van de auteur als zijn prooi. Voor Manchette waren ‘slechterik’ en ‘held’ inwisselbare begrippen. In het van de ‘bad guys’ interessante personages maken was hij een voorloper.
Tardi’s bewerkingen zijn enerzijds trouw aan het oorspronkelijke werk, maar anderzijds ook interpretaties (onder meer in de situering in de tijd, die in de romans vaag is, maar in een visueel medium uiteraard wel een uitdrukking moet krijgen). Tardi bleef ook trouw aan zichzelf. Zijn tekeningen zijn herkenbare vintage-Tardi: aantrekkelijk in hun afstandelijkheid, sfeervol in hun kleurloze somberte, hoewel de wereld die ze verbeelden allerminst zwart-wit is.
Reageer op deze recensie