Roman trouvé
"Weet je wanneer een boek goed is, zegt haar moeder, als je de paginacijfers niet leest." Zo staat te lezen – tenminste als je er de interpunctie zelf bij denkt - in deze roman op pagina 95. Is deze norm werkelijk een maatstaf voor kwaliteit, dan komt dit boek er bekaaid vanaf als de lezer, uitkijkend naar het einde, moet aftellen tot de laatste pagina. Nog 80 bladzijden, nog 40, nog 20… En die kans is groot, want - vertel het niet verder - Niet verder vertellen is een afknapper. Na één hoofdstuk moet je Niet verder vertellen eigenlijk al niet meer verder lezen: het onbegrip dat al meteen bij de lezer gewekt wordt, wordt ook niet meer weggenomen.
Toegegeven, K. Schippers (1936) maakt het als werkelijkheidssaboteur zijn lezer niet graag gemakkelijk. En moeilijk gaat ook. Als dat tenminste ergens toe leidt. Respect voor ’s mans literaire, vooral poëtische verdiensten, maar dit boek lijkt wel een roman trouvé, met aan elkaar geplakte losse woorden en zinnen zonder zin. Readymade met ingevingen en alinea’s, maar ook met foto’s en tekeningen die soms wel en soms niets ter zake doen. Een roman is echter geen gedicht waar een spel met taal en klanken voldoende is om levensvatbaar te zijn en behoeft wel degelijk een onderwerp, als houvast. Een onderwerp zo etherisch als ‘licht’ is nauwelijks te beschrijven, letterlijk dan. Toch doet K. Schippers een poging het licht te vatten. Hij stuurt zowel zijn K. Schippers-personage als zijn eigen moeder Dien (als dertienjarige) op jacht naar het licht: "Zou Dien het willen doen, voor mij teruggaan naar Turijn, naar Chiavenna, om iets van de ruimte en het verstopte licht mee terug te nemen."
De auteur komt in zijn tocht bij de lijkwade van Turijn uit: het eerste fotonegatief van de geschiedenis. Beelden, schilderijen, foto’s… Allemaal vangen ze en verspreiden ze licht en indrukken. Het boek schippert in flarden op zoek naar dat licht via het werk van de schilder Giorgio di Chirico en de beeldhouwer Alberto Giacometti, in Noord-Italië, in Amsterdam en in de duinen. K. Schippers goochelt, zoals zijn oom-goochelaar in het boek, met tijd en ruimte, met impressies, met associaties, met weetjes en watjes en vooral met veel herhalingen. Daarbij komen de foto’s die zijn moeder liet maken altijd weer naar boven. En hoe ze voor de Amsterdamse fotograaf G.H. Breitner – die het beeld schoot van de dame bij de Westerkerk van de cover – zelfs naakt poseert. Van dié foto’s echter geen spoor tussen de vele kiekjes in het boek. In tegenstelling tot zijn bekroonde roman Waar was je nou, waarin een foto het boek initieert, staan de beelden hier wat wezen- en betekenisloos.
Misschien maakt het deel uit van het taalspel, maar de regels daarvan zijn wel erg willekeurig wanneer de auteur schrijft met halve dialogen, zinnen half doormidden hakt en verspreidt over twee hoofdstukken of om de haverklap ‘½’ schrijft als hij ‘half’ bedoelt: "Dan blijf je ‘t ½ en ½ van plan", "De man staat ½ en ½ naast haar", "hij houdt ½ en ½ een schets omhoog", " ½ verdwenen gezichten"… Waarom dat halfslachtige getreiter? Waarom het de lezer zo lastig maken? Zonder lijn of leidraad valt het licht van Niet verder vertellen zwaar op de maag. Oké, het verleden (in oude foto’s, beelden en schilderijen) werkt als een afdruk, als een negatief op het heden, maar ‘negatief’ is wat ook qua appreciatie van dit boek blijft hangen.
Reageer op deze recensie