Gedichten en gedachten
Nog voor de titelpagina waarschuwt de auteur: ‘Poëzie is spelen met taal. Ook als het ernst is.’ Heel ernstig wordt het gelukkig nooit in deze letterlijk bonte collectie taal- en beeldgedichten van manusje-van-alle-dichten-en-kunsten Ted van Lieshout, die hiermee een smakelijke smaakmaker samengesteld heeft voor speels taalgebruik.
Zonder echt uitleggerig te zijn legt Van Lieshout om te beginnen uit wat een sonnet is. En dat de strofe- en rijmregels voor het sonnet eigenlijk ook toe te passen zijn op losse woorden, zelfs op symbolen. Een strofe bestaande uit vier regels, bestaande uit de woorden ‘rond vierkant vierkant rond’, kan je dan eigenlijk ook met cirkeltjes en vierkantjes ‘verbeelden’. Et voilà: het beeldsonnet! En meteen is het hek van de dam: zo kan je beeldsonnetten maken van nog meer icoontjes, vormpjes of voorwerpen. En zo maken we het ontstaan mee van het dobbelsteensonnet, het Japanse koekjessonnet, het schelpensonnet, het knopensonnet, het verkeersbordensonnet…
We zien tussen de beeldsonnetten wondere creaties die Van Lieshout in de loop der jaren gemaakt heeft, met veel geduld en oog voor detail. Tijdens een expo van Van Lieshouts beeldsonnetten in de Amsterdamse galerie WG Kunst werden de beeldsonnetten almaar aangevuld door bezoekers en scholieren. Ook de resultaten hiervan worden opgenomen in het boek. Ze bewijzen dat iedereen zonder al te veel moeite aan de slag kan met taal en dichten, zelfs al is dat in beelden. Het boek geeft een aantal opmerkelijke creaties weer die niet moeten onderdoen voor Van Lieshouts eigen beeldgedichten. Iedereen heeft een (beeld)dichter in zich.
Rond vierkant vierkant rond is echter meer dan een fotoboek vol gekke beeldsonnetten. Van Lieshout kan het niet laten ook speelse gedichten en gedachten mee te geven. Zo inspireert het spruitjessonnet tot een taalgrapje rond een nieuwe spruit voor de familie wortel. Waarop hij stilstaat bij de poëzie die een voor- en een achternaam kunnen vormen: Sam Bal of Diane Biel (D. Biel) zijn ongewild poëtische namen. Een naam als Kees Klompenmaker doet hem dan weer wijzen op de poëtische techniek van de alliteratie. Het is het begin van een snelcursus gedichten maken.
Tussen de beeldsonnetten en het spelen met taal door leert Ted van Lieshout de geamuseerde lezer nog meer dergelijke technieken: van stafrijmen tot rijmdwang, van gebroken tot gekruist rijm, van enjambement tot metrum, van jambes tot haiku’s. Voorts geeft hij mee hoe je rijmwoorden kan zoeken.
Het inhoudelijke aspect van poëzie verlies je echter tussen al deze terzetten en amfibrachen wat uit het oog. Van Lieshout staat nauwelijks stil bij waar een gedicht over moet gaan, maar demonstreert onverstoord hoe de positie en de keuze van woorden bepalend kan zijn voor inhoud en vorm, al geeft hij ook mee dat je niet per se móet rijmen of al deze regels volgen. Ondanks alles wat je net over die technieken geleerd hebt, kan een gedicht ook perfect vormloos zijn. Of in beelden.
Het boek is een mooie mix van speels tot filosofisch taalgebruik en beeldspraak in een letterlijke zin van het woord. Taal- en beeldgebruik getuigen van een inventieve en creatieve geest, die zich niet laat dwingen en inspireert tot meer. Afijn, wie na dit boek nog niet creatief aangesproken is en spontaan aan het dichten en rijmen slaat, leest voortaan beter het telefoonboek.
Reageer op deze recensie