Rauw, maar niet hopeloos oorlogsmonument
Een sterke verstripping van een straf verhaal vol tragiek, maar ook een vleugje poëzie, slingert de lezer opnieuw in zijn gezicht hoe dwaas de oorlog, hoe idioot mensen en hoe absurd het lot kunnen zijn. Een vertelling die naar de keel grijpt en heel toegankelijk in beeld is gebracht: meer moet een degelijke graphic novel niet zijn.
De Eerste Wereldoorlog ligt nu ruim honderd jaar achter ons en de eeuw’feest’herdenkingen ervan ook al enkele jaren, maar toch blijven sterke verhalen erover het lezen waard. De roman Au revoir là-haut van Pierre Lemaitre dateert nog van voor die herdenkingen en won in 2013 de Prix Goncourt, de belangrijkste Franse literatuurprijs. Twee jaar later verscheen de verstripping ervan, die nu in het Nederlands vertaald is en zo ook boven Brussel toegankelijk is voor een publiek dat een spannend en ontroerend verhaal weet te waarderen – en dat ook in de vorm van een beeldroman kan appreciëren.
Het verhaal begint met de laatste dagen van de loopgravenoorlog, in november 1918. De soldaten zijn het vechten moe en wachten op het eindsignaal. Luitenant Pradelle was liever kapitein geweest bij de demobilisatie en broedt op een stunt: hij forceert een laatste, zinloze aanval door zijn mannen op te jutten met de dood van twee ‘vrijwillige’ verkenners. Soldaat Albert ontdekt dat zijn dode kompanen echter in de rug geschoten zijn… De betrapte Pradelle ontdoet zich van Albert, maar die wordt gered door Edouard, die net op dat moment neergeschoten wordt en gruwelijk verminkt raakt in zijn gezicht. Edouard wil zo niet meer terug naar zijn (welgestelde) familie. De dankbare Albert verwisselt zijn identiteit met die van een gesneuvelde en verzorgt Edouard na de oorlog op zijn kamertje.
Dankzij een buurmeisje lijkt de teruggetrokken Edouard er langzaam bovenop te raken. De kunstenaar in hem begint weer te creëren: groteske maskers waarmee hij zijn verdwenen onderkaak vervangt door tragikomische grimassen die zijn gemoed weerspiegelen. Hij maakt zelfs plannen om met zijn tekenkunsten argeloze gemeentebesturen geld af te troggelen, voor ontwerpen van oorlogsmonumenten die nooit uitgevoerd zullen worden. Met het geld willen de twee naar Amerika verkassen, maar Albert leert een meisje kennen. We zijn luitenant Pradelle niet vergeten: tragisch genoeg is de smeerlap met een veel gruwelijker zwendel bezig (met gesneuvelden en oorlogskerkhoven – we besparen je de vreselijke details) én liefdeloos getrouwd met Edouards zus. Hij en zijn schoonvader – die treurt om zijn zoon en jaagt op de onbekende oorlogsmonumentenfraudeur – spelen nog een belangrijke rol in het zich naar een onafwendbaar noodlottig einde voortrollend relaas.
De complexe intrige van bedrog, verraad, jaloezie, trots en nog meer van dat soort fraaie menselijke eigenschappen zit zo knap in elkaar dat je bij een tweede lezing nogmaals geniet van het ontrafelen van deze als een detective vermomde psychologische roman. Ingewikkeld is de plot nochtans niet: het aantal personages is beperkt, hun karakterisering duidelijk. De verstripping past ook goed bij deze roman: de stijl is een mengvorm van keihard realistisch en dromerig onaf, waarbij veel gezegd wordt in woordloze kaders en expressieve kleuren en gebaren. In de finale zijn woorden zelfs overbodig. Christian De Metter is niet meteen de beste tekenaar, maar dat is een krachttoer. Bovendien is zijn bedrieglijk slordige en vooral suggestieve tekenstijl juist zeer geschikt voor de verstripping van deze rauwe vertelling (ondanks de wat zweverige titel), die het lelijke in de mens naar boven haalt, tragisch genoeg in een tijdsgewricht waarin men de illusie had dat vier jaar bloedvergieten net daaraan een einde had gemaakt. Maar Lemaitre laat zijn lezers niet wanhopig achter: in de vorm van Albert geeft hij de mensheid nog wat respijt, zelfs al is dat bitterzoet. Tot ziens daarboven is een oorlogsmonument van een boek.
Reageer op deze recensie