Fear and loathing in Seedorf
Het totemdier van Mick Johan (198) is duizendpoot: drummer van MICH, de helft van kunstenaarsduo Miktor & Molf, hoofdredacteur van Vice en nu dan ook schrijver. Hij bezweert in de inleiding zijn debuutroman vooral niet autobiografisch te zien, maar aangezien hij toegeeft zélf ook in de jaren 1990 als boze puber in gedwongen ballingschap tussen de Nederlandse strijdkrachten in Duitsland te hebben doorgebracht, kun je nauwelijks anders.
Al is te hopen voor hem dat het geen aaneenschakeling van vechtpartijen, drugsdelicten en racisme geweest is, zoals Tommie het ervaart in dit boek. Vastbesloten om er het slechtste van te maken muteert hij zwaar tegen zijn zin met zijn ouders naar een stelplaats vlak over de grens. Bovendien komt hij als ‘skater’ dan nog terecht tussen alleen maar ‘gabbers’, wat de cultuurclash compleet maakt. Hij is best intelligent, maar laat het hangen op (de Nederlandse) school, denkt alleen maar met zijn pik (die onder invloed van vrouwelijk schoon zowat permanent paraat staat; de arme jongen lijkt wel natuurlijke Viagrafabriek) en maakt foute vrienden, onder wie de beroepsmilitair Tjendol, de plaatselijke grootimporteur van blauwe, roze en alle mogelijke pillen en poeders. Uiteraard loopt Tommie verschillende keren flink met zijn hoofd tegen de muur. Maar ja, daar wordt-ie hard van. Hijzelf dit keer, niet je-weet-wel.
We zien Tommie wel veranderen: onder druk gezet door het schoolhoofd betert hij zijn schoolleven. Maar ook weer niet te veel. Hij blijft problemen krijgen, zelfs al is het niet zijn schuld. En zo stoer als hij wil overkomen, is hij uiteindelijk niet: doodsbenauwd als hij is voor Tjendol. Ach, met Mick Johan is het ook goedgekomen. Tommie heeft bovendien het voordeel dat hem een spiegel voorgehouden wordt door Yasser Arafat, een imaginaire verwarmingskelderfilosoof die hem helpt de nodige inzichten te krijgen in het leven. "Er is geen zin. Geen groter doel, geen lot, niks. Je gaat skateboarden en je valt. Dan sta je op en val je weer." Enkele keren in het boek, vooral wanneer Tommie weer eens met iedereen (zijn ouders, zijn vriendinnetje, de school, Tjendol…) overhoop ligt, relativeert de kettingrokende Arafat. "Alle mensen zijn uit op vergelding." Een slecht rapport? "Rapporten zijn bedacht om doelloze mensen van motivatie te voorzien." Hij boft maar met zo’n Palestijnse leider.
Mick Johan dompelt je onder in de gabbercultuur van de jaren 1990 – het slang moet je erbij nemen. Zijn stijl is direct, met veel dialoog en inventieve vergelijkingen: "Beleefdheid is een zachte leugen. De vinger die de kut van de waarheid zachtjes natmaakt en oprecht voor de dikke kloppende lul die de leugen is", vindt Arafat. Of mooier: "Het mooiste van een naderende winter is het dikker worden van de sigarettenrook. Gewapend met een speklaag van condens verlaat de rook mijn mond." Ook aardig gevonden is hoe Tommie – die het relaas doet – af en toe een sprongetje naar de toekomst maakt en er telkens aandoenlijk "Dat weet ik eigenlijk nog niet, maar het is wel zo" aan toevoegt.
Tijdens het lezen kun je je wel afvragen voor wie dit boek nu bestemd kon zijn. Het lijkt niet uitgegeven als Young Adult, voor adolescenten dus, maar als bildungsroman is het uiteraard ook leesbaar voor jongeren van vandaag. Hoewel zij niks hebben met de gabbercultuur van destijds herkennen ze toch veel in Tommies identiteits- en seksualiteitscrisis. Tommie zoekt zichzelf, en ook al heeft hij niets te zoeken daar in Duitsland, toch vindt hij er zichzelf. Het maakt van Totemdier Arafat een rauwe, maar boeiende trip, nog niet zo destructief als in Hunter S. Thompson deliriumdans in Fear and loating in Las Vegas, maar het is daar toch een gabberdoorslagje van.
Reageer op deze recensie