Lezersrecensie
Een literaire belastingsconstructie
Willem Elsschot schreef de novelle ‘Het tankschip’ bij het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het zou een van zijn laatste werken zijn, want na het ‘Het dwaallicht’ en nog enkele gedichten stopte hij in 1949 definitief met publiceren. Zijn literaire faam zou zich echter ook na zijn dood in 1960 verder ontwikkelen, door de blijvende kwaliteit van zijn werk en zijn bijzondere plaats in de Nederlandstalige literatuurgeschiedenis van de twintigste eeuw.
Uitgeverij Polis nam het initiatief om zijn boeken opnieuw uit te geven, in afzonderlijke delen met een eigentijdse vormgeving (door ontwerper Herman Houbrechts) en met de zorg en aandacht die Elsschot verdient, en die hij als reclameman ongetwijfeld ook best had kunnen waarderen. Begin 2017 werd het startschot gegeven met drie van zijn minder bekende werken: ‘Het tankschip’, ‘Pensioen’ en ‘De verlossing’.
In ‘Het tankschip’ krijgt Frans Laarmans het woord, een oude bekende uit eerdere werken (onder meer ‘Lijmen’, ‘Kaas’ en ‘Het been’), door Elsschot steeds liefdevol neergezet als de wat onopvallende, gevoelige familieman, idealistisch maar met zijn eigen kwetsbaarheid en zwakheden. In deze novelle is zijn aanwezigheid eerder beperkt: hij is de verslaggever die het merkwaardige verhaal over zijn zwierige zwager Jacky Peeters introduceert wanneer deze vlak voor de Tweede Wereldoorlog eigenaar is geworden van een heus tankschip.
Het verhaal kronkelt verder als een reeks ingebedde vertellingen, waarbij ook Boorman, de illustere zakenman-übermensch uit ‘Lijmen’ en ‘Het been’ zijn intrede doet, ditmaal als het nietsontziende meesterbrein van een belastingsconstructie rond het bewuste tankschip van scheepsmakelaar De Castellane. De monoloog van Boorman bevat een stevige portie ‘lijm’ waarmee hij als een bijbelse profeet op zoek gaat naar nieuwe ‘gelovigen’ voor zijn zakelijke ‘religie’. Elke verteller heeft echter ook een luisterende ontvanger van de boodschap nodig, en vanuit zijn individuele drijfveren lijkt Peeters hiervoor aangewezen. Ondertussen wordt de lezer ook getest om in deze verhalende constructie nog de vage grens te (willen) vinden tussen leugen en waarheid.
Elsschot gebruikt meestal een autobiografische insteek voor zijn verhalen, die vaak hun oorsprong vinden in de door hem gekende en bekritiseerde zakenwereld of in zijn eigen gezinsleven. Zo zouden ook Elsschot en zijn familie nauw betrokken zijn geweest bij een gelijkaardige zakelijke geschiedenis omtrent een schip. In zijn teksten neemt hij echter nooit een duidelijk of zeker niet moraliserend standpunt in. Hij presenteert de verschillende elementen en laat het aan de lezer over om een persoonlijk oordeel te vormen: “En het kapitalisme heeft toch ook zijn goede kant, is ’t waar of niet?”
Heel typerend voor Elsschot is de manier waarop hij schrijft. Zijn zinnen en woordkeuzes zijn zakelijk, bondig en doelgericht, maar bieden toch veel ruimte voor nuances. ‘Het tankschip’ situeert zich aan de vooravond van een brutale, verwoestende wereldoorlog, maar bevat geen breedvoerige besprekingen van de oorlogsdreiging of de ontredderende menselijke impact. Hier en daar duiken er wel bewust oorlogsmetaforen op (‘bezet’, ‘front’, ‘onderhandelingen’, ‘commandeerde’), maar dan eerder in huiselijke fragmenten over alledaagse onderwerpen als slagers, hammen en autoritjes. Bovendien gaat de aandacht van zijn personages vooral uit naar de zakelijke kant (en mogelijke voordelen) van de oorlog.
Elsschot is scherp in het schetsen van de verschillende persoonlijkheden, niet door lange karakterbeschrijvingen of de weergave van complexe innerlijke monologen, maar door het belichten van ogenschijnlijk toevallige, maar uiterst rake details en door de kracht van de snedige dialogen. Ze leggen de onvolmaaktheden van de kleine man bloot. Ijdelheid, hebzucht, trots en hoogmoed zijn de noodzakelijke bouwstenen om tot een zakelijke, in dit geval wat obscure overeenkomst te komen.
De mooie, subtiele gevoeligheid die Elsschot eerder toonde in ‘Tsjip’ en ‘De leeuwentemmer’ is minder aanwezig in deze novelle. Wellicht komt dit omdat hij dit boek schreef in een bepaalde context: er moest geld in het laatje komen omdat de oorlog zijn reclame-inkomsten had doen kelderen. Qua literaire stijl en techniek is ‘Het tankschip’ echter wel een overduidelijke Elsschot, met originele autobiografische elementen, de scherpe, ironische humor en zijn krachtige, beknopte taal als zeer smaakvolle ingrediënten.
Uitgeverij Polis nam het initiatief om zijn boeken opnieuw uit te geven, in afzonderlijke delen met een eigentijdse vormgeving (door ontwerper Herman Houbrechts) en met de zorg en aandacht die Elsschot verdient, en die hij als reclameman ongetwijfeld ook best had kunnen waarderen. Begin 2017 werd het startschot gegeven met drie van zijn minder bekende werken: ‘Het tankschip’, ‘Pensioen’ en ‘De verlossing’.
In ‘Het tankschip’ krijgt Frans Laarmans het woord, een oude bekende uit eerdere werken (onder meer ‘Lijmen’, ‘Kaas’ en ‘Het been’), door Elsschot steeds liefdevol neergezet als de wat onopvallende, gevoelige familieman, idealistisch maar met zijn eigen kwetsbaarheid en zwakheden. In deze novelle is zijn aanwezigheid eerder beperkt: hij is de verslaggever die het merkwaardige verhaal over zijn zwierige zwager Jacky Peeters introduceert wanneer deze vlak voor de Tweede Wereldoorlog eigenaar is geworden van een heus tankschip.
Het verhaal kronkelt verder als een reeks ingebedde vertellingen, waarbij ook Boorman, de illustere zakenman-übermensch uit ‘Lijmen’ en ‘Het been’ zijn intrede doet, ditmaal als het nietsontziende meesterbrein van een belastingsconstructie rond het bewuste tankschip van scheepsmakelaar De Castellane. De monoloog van Boorman bevat een stevige portie ‘lijm’ waarmee hij als een bijbelse profeet op zoek gaat naar nieuwe ‘gelovigen’ voor zijn zakelijke ‘religie’. Elke verteller heeft echter ook een luisterende ontvanger van de boodschap nodig, en vanuit zijn individuele drijfveren lijkt Peeters hiervoor aangewezen. Ondertussen wordt de lezer ook getest om in deze verhalende constructie nog de vage grens te (willen) vinden tussen leugen en waarheid.
Elsschot gebruikt meestal een autobiografische insteek voor zijn verhalen, die vaak hun oorsprong vinden in de door hem gekende en bekritiseerde zakenwereld of in zijn eigen gezinsleven. Zo zouden ook Elsschot en zijn familie nauw betrokken zijn geweest bij een gelijkaardige zakelijke geschiedenis omtrent een schip. In zijn teksten neemt hij echter nooit een duidelijk of zeker niet moraliserend standpunt in. Hij presenteert de verschillende elementen en laat het aan de lezer over om een persoonlijk oordeel te vormen: “En het kapitalisme heeft toch ook zijn goede kant, is ’t waar of niet?”
Heel typerend voor Elsschot is de manier waarop hij schrijft. Zijn zinnen en woordkeuzes zijn zakelijk, bondig en doelgericht, maar bieden toch veel ruimte voor nuances. ‘Het tankschip’ situeert zich aan de vooravond van een brutale, verwoestende wereldoorlog, maar bevat geen breedvoerige besprekingen van de oorlogsdreiging of de ontredderende menselijke impact. Hier en daar duiken er wel bewust oorlogsmetaforen op (‘bezet’, ‘front’, ‘onderhandelingen’, ‘commandeerde’), maar dan eerder in huiselijke fragmenten over alledaagse onderwerpen als slagers, hammen en autoritjes. Bovendien gaat de aandacht van zijn personages vooral uit naar de zakelijke kant (en mogelijke voordelen) van de oorlog.
Elsschot is scherp in het schetsen van de verschillende persoonlijkheden, niet door lange karakterbeschrijvingen of de weergave van complexe innerlijke monologen, maar door het belichten van ogenschijnlijk toevallige, maar uiterst rake details en door de kracht van de snedige dialogen. Ze leggen de onvolmaaktheden van de kleine man bloot. Ijdelheid, hebzucht, trots en hoogmoed zijn de noodzakelijke bouwstenen om tot een zakelijke, in dit geval wat obscure overeenkomst te komen.
De mooie, subtiele gevoeligheid die Elsschot eerder toonde in ‘Tsjip’ en ‘De leeuwentemmer’ is minder aanwezig in deze novelle. Wellicht komt dit omdat hij dit boek schreef in een bepaalde context: er moest geld in het laatje komen omdat de oorlog zijn reclame-inkomsten had doen kelderen. Qua literaire stijl en techniek is ‘Het tankschip’ echter wel een overduidelijke Elsschot, met originele autobiografische elementen, de scherpe, ironische humor en zijn krachtige, beknopte taal als zeer smaakvolle ingrediënten.
1
Reageer op deze recensie