Lezersrecensie
Op de eerste rij van een familiespektakel
'Pensioen’ is een van de drie boeken van Willem Elsschot die uitgeverij Polis in het voorjaar van 2017 opnieuw op de markt bracht in een moderne, opvallende vormgeving van ontwerper Herman Houbrechts. Het is een van de minder bekende werken van de Vlaamse schrijver, die dit verhaal laat beginnen bij de Eerste Wereldoorlog, waarna de geschiedenis zich verder ontwikkelt in de oorlogsjaren en het daaropvolgende interbellum.
Net zoals bij ‘Het tankschip’ (dat de Tweede Wereldoorlog als achtergrond heeft) is er in ‘Pensioen’ een direct verband met een van de ingrijpendste gebeurtenissen in de twintigste eeuw op politiek en maatschappelijk vlak. Maar opnieuw laat Elsschot de grote thema’s en beschouwingen achterwege en zoomt hij in op het kleine: de beslommeringen binnen een kleinburgerlijke Vlaamse familie, waarin ‘moeder’ (de schoonmoeder van verteller Frans Laarmans) het vertrek van haar zoon naar het front op haar eigen particuliere en gedreven manier probeert te verwerken en waarbij de aanspraak op zijn militiegeld en latere pensioen een onderwerp van discussie en familiaal conflict wordt.
De roman zou je conceptueel kunnen opvatten als een theatervoorstelling, zoals ook kan blijken uit de openingszin: “De tijd had zijn beeld zo goed als uitgewist toen het spektakel begon.” Dit spektakel wordt vanuit het perspectief van Laarmans verteld en brengt diverse kleurrijke personages uit de familie en haar directe omgeving ten tonele. Elsschot gebruikt ook nu weer zijn stilistische vaardigheden en krachtige, directe taal om het eenvoudige uitgangspunt en de beknopte verhaallijn zo impactvol mogelijk te schetsen. Hij vergroot door te verkleinen: korte, onopvallende woorden en zinnen, en alledaagse voorwerpen worden gericht en doeltreffend verweven in een scène om een sfeer op te roepen of de personages op een realistische manier tot leven te brengen.
De figuur van de moeder is een uiterst boeiend en intrigerend literair personage. Ze wordt door Elsschot met zorg en oog voor detail en nuanceringen doorheen de verschillende hoofdstukken neergezet: krachtig als een doortastend en eigenwijs ‘moederdier’, instinctief in het uiten van haar moederliefde, maar ook vertederend als een ouder wordende vrouw die stilaan haar kracht en levensmoed verliest en door haar kwetsbaarheid opnieuw ‘vermenselijkt’. Rondom haar stormen de overige personages het ‘podium’ op en af en staat de Grote Raad, de verzamelde familie, klaar om als een heus koor hun visie of commentaar op de gebeurtenissen te geven.
Elsschot regisseert met vaste hand, en als een meesterverteller laat hij Laarmans in zijn weergave van het verhaal een periode van twintig jaar overbruggen, waarbij hij soms met een paar woorden een heel decennium in de geschiedenis samenvat en in overige scènes uitgebreid kan ingaan op allerlei praktische details van een kleine huiselijke of familiale activiteit. Het gaat bij Elsschot niet alleen over wat hij schrijft, maar vooral over de manier waarop hij iets weet neer te schrijven: scherp, zakelijk, met humor en met een taal waar elk woord op zijn plaats lijkt te staan. Ook in ‘Pensioen’ is dat zo. De mens en zijn kleine kantjes nemen opnieuw een centrale positie in dit verhaal in en Elsschot maakt deze duidelijk zichtbaar voor de lezer, maar is nooit echt oordelend of moraliserend. Deugd en ondeugd zitten in elke mens en in elke familie; er is immers “voor alles een tijd”.
Net zoals bij ‘Het tankschip’ (dat de Tweede Wereldoorlog als achtergrond heeft) is er in ‘Pensioen’ een direct verband met een van de ingrijpendste gebeurtenissen in de twintigste eeuw op politiek en maatschappelijk vlak. Maar opnieuw laat Elsschot de grote thema’s en beschouwingen achterwege en zoomt hij in op het kleine: de beslommeringen binnen een kleinburgerlijke Vlaamse familie, waarin ‘moeder’ (de schoonmoeder van verteller Frans Laarmans) het vertrek van haar zoon naar het front op haar eigen particuliere en gedreven manier probeert te verwerken en waarbij de aanspraak op zijn militiegeld en latere pensioen een onderwerp van discussie en familiaal conflict wordt.
De roman zou je conceptueel kunnen opvatten als een theatervoorstelling, zoals ook kan blijken uit de openingszin: “De tijd had zijn beeld zo goed als uitgewist toen het spektakel begon.” Dit spektakel wordt vanuit het perspectief van Laarmans verteld en brengt diverse kleurrijke personages uit de familie en haar directe omgeving ten tonele. Elsschot gebruikt ook nu weer zijn stilistische vaardigheden en krachtige, directe taal om het eenvoudige uitgangspunt en de beknopte verhaallijn zo impactvol mogelijk te schetsen. Hij vergroot door te verkleinen: korte, onopvallende woorden en zinnen, en alledaagse voorwerpen worden gericht en doeltreffend verweven in een scène om een sfeer op te roepen of de personages op een realistische manier tot leven te brengen.
De figuur van de moeder is een uiterst boeiend en intrigerend literair personage. Ze wordt door Elsschot met zorg en oog voor detail en nuanceringen doorheen de verschillende hoofdstukken neergezet: krachtig als een doortastend en eigenwijs ‘moederdier’, instinctief in het uiten van haar moederliefde, maar ook vertederend als een ouder wordende vrouw die stilaan haar kracht en levensmoed verliest en door haar kwetsbaarheid opnieuw ‘vermenselijkt’. Rondom haar stormen de overige personages het ‘podium’ op en af en staat de Grote Raad, de verzamelde familie, klaar om als een heus koor hun visie of commentaar op de gebeurtenissen te geven.
Elsschot regisseert met vaste hand, en als een meesterverteller laat hij Laarmans in zijn weergave van het verhaal een periode van twintig jaar overbruggen, waarbij hij soms met een paar woorden een heel decennium in de geschiedenis samenvat en in overige scènes uitgebreid kan ingaan op allerlei praktische details van een kleine huiselijke of familiale activiteit. Het gaat bij Elsschot niet alleen over wat hij schrijft, maar vooral over de manier waarop hij iets weet neer te schrijven: scherp, zakelijk, met humor en met een taal waar elk woord op zijn plaats lijkt te staan. Ook in ‘Pensioen’ is dat zo. De mens en zijn kleine kantjes nemen opnieuw een centrale positie in dit verhaal in en Elsschot maakt deze duidelijk zichtbaar voor de lezer, maar is nooit echt oordelend of moraliserend. Deugd en ondeugd zitten in elke mens en in elke familie; er is immers “voor alles een tijd”.
1
Reageer op deze recensie