Toen Antwerpen de hoofdstad van de wereld was
In 2015 scoorde de Brit Michael Pye een bestseller met Aan de rand van de wereld. In dat boek was het uitgangspunt dat, in tegenstelling tot wat vaak algemeen wordt aangenomen, de periode tussen het Romeinse Rijk en de renaissance helemaal niet zulke donkere middeleeuwen waren. Hij schetste een overtuigend beeld van een periode waarin de zaadjes voor onze huidige samenleving werden geplant in de gebieden en steden rond de Noordzee.
Nu is Pye helemaal terug. In Antwerpen, ondertitel: De gloriejaren, uitgegeven door De Bezige Bij en vertaald door Pon Ruiter en Annemie De Vries, zet Pye ons af in het Antwerpen van de eerste helft van de zestiende eeuw. Iedereen die in België school liep en fans van Suske en Wiske weten dat dat de gouden tijd van de "Stad aan de Stroom" was. Of zoals Pye het stelt: 'Zoals de negentiende eeuw Parijs had en de twintigste eeuw New York, zo had de zestiende eeuw Antwerpen'. Het was een tijd van economische superioriteit, toen Antwerpen het kloppend hart van Europa en de wereld was. Dankzij de handel met de nieuwe wereld en de komst van Portugese specerijschepen, kon Antwerpen floreren.
De auteur beschrijft een stad die constant gewrongen zat tussen de protestanten uit het noorden en de katholieken uit het zuiden. Antwerpen viel onder Spaans bestuur en was dus officieel katholiek, maar het protestantisme en het jodendom werden oogluikend toegestaan. In Antwerpen was alles mogelijk. Zolang de handel maar niet in het gedrang kwam.
Die rijkdom trok kunstenaars aan. Breughel had er een atelier en vele anderen waagden er hun kans. De drukpersen draaiden op volle toeren en werden verbeterd door lieden als Christoffel Plantijn en Ortelius. Er kwamen tonnen, door kerk en overheid verboden, boeken op de markt, die niemand mocht hebben maar iedereen bezat. De allereerste bestsellers werden hier gedrukt. Er was een bloeiende muziekindustrie en menig jongeling liep verloren in de het web van prostituees en kroegen.
De monumentale kathedraal en het magnifieke stadhuis werden in deze tijd gebouwd. Het is opvallend hoe weinig aandacht Pye heeft voor deze grote infrastructuurwerken. Meer dan een bladzijde heeft hij er niet voor over. Pye beschrijft een samenleving van mensen, niet van stenen. Het boek is een waaier van personages met in elk hoofdstuk een andere hoofdrolspeler. Stadsarchitect Van Schoonbeke, kaartenmaker Ortelius, bankier-maffiabaas Ducci … Elk hoofdstuk krijgt een andere gids. De auteur gaat soms erg diep en de details zijn talrijk. Zo talrijk dat dat vaak ten koste gaat van de vaart van het verhaal dat Pye wil vertellen.
Maar dat zijn spijkers op laag water. Michael Pye heeft een nieuwe standaard gezet voor de populaire geschiedschrijving over Antwerpen. Een mustread voor mensen die zich willen verdiepen in de geschiedenis van deze stad, die in de zestiende eeuw op het juiste moment op de juiste plaats lag. Het verdient trouwens aanbeveling om dit boek samen met Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers in huis te halen.
Reageer op deze recensie