Een astronomisch lekker drankje
Bibliotheken vol zijn er verschenen over de menselijke fascinatie voor het universum. Frank Westerman vond dat er daar nog wel een boek bij kon. Hij kan natuurlijk bogen op een indrukwekkend palmares in de literaire non-fictie. Met El negro en ik won hij de Gouden Uil (tegenwoordig de Fintro literatuurprijs) en met boeken als Ararat, Stikvallei en Wij, de mens, wist hij een internationaal lezerspubliek aan te trekken.
In twaalf hoofdstukken, telkens opgehangen aan een ander hemellichaam, vertelt hij in zijn nieuwste werk De kosmische komedie, uitgegeven door Querido, het verhaal van de mens en de ruimte.
Hij steekt van wal met de eerste ruimtewandelaar, Aleksej Leonov, die na een ruimtewandeling niet meer in zijn capsule kan komen omdat zijn pak in het vacuüm van de ruimte verder uitzette dan voorzien. In het hoofdstuk 'Aarde' gaat het over Eise Eisinga, een eigenzinnige Fries met ‘s werelds eerste schaalmodel van het zonnestelsel. Hij haalt ook de vroeg 20ste-eeuwse Italiaanse futuristen aan, die, in hun honger naar een deugdelijke toekomst, niets liever wensten dan het einde van het decadente Venetië. De regelmatige overstromingen van die stad konden niet anders dan voortekenen zijn van haar finale verzwelging door de Adriatische Zee.
De hoofdstukken 'Maan' gaan over Galileo, de Venetiaan die de mens leerde dat de aarde en bij uitbreiding alle planeten van het zonnestelsel rond de zon draaiden en zo de katholieke kerk met een joekel van een geloofwaardigheidsprobleem opzadelde. Dat kwam hem op een – zeer luxueuze – verbanning naar een Toscaans Palazzo te staan.
Het hoofdstuk 'Zwarte gaten' is het sterkste van het hele boek. Ooit was Kamp Westerbork in Drenthe de laatste halte voor honderdduizenden Joden en andere ongewensten. Vandaag hebben zwarte gaten er een veel letterlijkere betekenis: keurig op een rij speuren veertien radiotelescopen de ruimte af naar die fenomenen. Westerman vertelt de gruwel in doorgangskamp Westerbork aan de hand van de bewoners van het steriel – want onder een koepel – bewaarde commandantshuis.
'Mars' geeft Westermans fascinatie voor de rode planeet weer. Schiaparelli meende in de negentiende eeuw kanalen te zien op Mars, maar er was een Amerikaan (Lowell) nodig om de link met leven op Mars te leggen. Natuurlijk worden ook de vele marsmissies besproken. De schrijver maakt zich ergens onderweg de bedenking of Mars wel op ons zit te wachten, gezien de staat waarin we onze thuisplaneet achterlaten.
Westerman voelt zich duidelijk in zijn sas bij dit onderwerp. Voor iemand die bijna vijfduizend euro neertelde voor een Russische paraboolvlucht – die weliswaar niet kon doorgaan door een welbepaald virus – verbaast dat niet. Hij gaat nergens écht diep, maar dat maakt dat het geheel lekker wegleest. Je krijgt de indruk dat hij nog veel meer kwijt wilde in het boek, maar echte diepgang heeft ingeruild voor leesbaarheid. Het is niet denkbeeldig dat mensen die al wat achtergrond hebben over het onderwerp, niet veel gaan bijleren, maar voor de meeste lezers gaat dat waarschijnlijk niet op.
Westerman doorspekt bovendien elk hoofdstuk met verhalen uit zijn eigen leven. Of het nu gaat over sterrenkijken met zijn jeugdliefde of zijn ervaringen als gastschrijver in Venetië; Westerman schakelt moeiteloos tussen Galileo en Dwingeloo. Persoonlijke anekdotes worden in de blender gestopt met historische verhalen. Het resultaat is een astronomisch lekker drankje dat naar meer smaakt. Het is dan ook een geluk dat Frank Westerman nog zoveel andere boeken op zijn palmares heeft: de kans is heel groot dat je na het lezen van De kosmische komedie meer wil. Dat treft; de lokale boekhandel heeft vast nog titels in voorraad.
Reageer op deze recensie