Een monumentale sprint door de geschiedenis
Zelden heeft een auteur zo weinig introductie nodig als Ken Follet. De Welshman is een van de bekendste levende schrijvers van historische fictie en spionageromans. Dankzij zijn research voor zijn wellicht bekendste werk, De kathedraal (1990, in 2007 opnieuw uitgebracht onder de beroemde titel Pilaren van de Aarde) werd hij een autoriteit op het gebied van middeleeuwse kathedralen (‘er zijn mensen die meer verstand hebben van kathedralen, maar de journalisten kennen hun naam niet,’ houdt hij het zelf bescheiden).
Op 15 april 2019 zat Follet thuis met zijn vrouw toen de telefoon ging. Een oude vriendin beval hem de tv aan te zetten en daar zag hij wat hij gehoopt had nooit te hoeven zien; de Notre-Dame, parel aan de Parijse kroon, stond in brand. Follet geeft heel de avond interviews en ziet intussen de toren in het midden instorten. Hij zegt daarover in het boek:
‘In het leven van iedere jongen komt het pijnlijke moment dat hij beseft dat zijn vader niet almachtig en onkwetsbaar is. De oude man heeft zijn zwaktes, hij kan ziek worden en op een dag zal hij doodgaan. De instorting van de torenspits deed mij aan dat moment denken.’
Eenmaal de brand geblust, vraagt zijn Franse uitgever hem om iets te schrijven over zijn kathedraal. De royalty’s zouden gebruikt worden voor de heropbouw en dus begon hij aan dit 64 bladzijden tellende boekje. Aan de hand van enkele jaartallen schetst hij de voor hem belangrijkste momenten van het monument.
De plek waar nu de Notre Dame staat, is altijd al een plek geweest waar de goden werden aanbeden, maar in 1163 zag Bisschop De Sully het wat groter en liet hij de verouderde kathedraal vervangen door iets monumentalers. De bouw van de nieuwe kerk liep niet bepaald van een leien dakje en daardoor duurde het meer dan een eeuw eer ze kon worden ingewijd. In 1831 werkte Victor Hugo zijn bekendste roman af waarin een zigeunermeisje drie mannen, waaronder ene Quasimodo, het hoofd op hol bracht. In 1844 werd de kathedraal gerenoveerd en een kleine eeuw later, op 26 augustus 1944, wilde Charles De Gaulle per se een eredienst bijwonen in de kerk en zo tonen dat Parijs heroverd was op Duitsland.
Het formaat is natuurlijk te beperkt om alles te weten te komen over de Notre-Dame, maar dat is dan ook helemaal niet de bedoeling van dit pamflet. Het is eerder een liefdesverklaring van Follet aan deze wereldberoemde kerk, vertaald door William Oostendorp en Joost van der Meer. De affectie voor de stenen, spitsbogen en glasramen van de Notre-Dame spat van elke pagina, zonder dat hij ergens pathetisch wordt. Na een avond goed doorlezen ben je aan het einde en wil je eigenlijk vooral méér. Dat laatste is dan ook meteen het enige echte minpunt.
Reageer op deze recensie