Lezersrecensie
Jean-Christophe raakt een gevoelige snaar
De Franse schrijver Romain Rolland (1866-1944), zelf een gepassioneerd musicus en een uitstekende pianist, schreef een tiendelige serie over de ups en downs van het muzikale genie Jean-Christophe, in 2023 en 2024 naar het Nederlands vertaald door Tatjana Daan en in drie romans samengebundeld. In 1913 wint Rolland de Grand Prix de Littérature van de Académie Française en in 1915 de Nobelprijs voor de Literatuur.
Geboren en getogen aan de Rijn speelt de jonge Jean-Christophe op het einde van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw de hoofdrol in deze roman fleuve. Romain Rolland schildert zowel de natuur als de mensen op zo’n gedetailleerde, impressionistische wijze dat hij de lezer door tijd en ruimte laat reizen. Met zijn rijke woordenschat en een meesterlijke afwisseling in de zinsconstructie geeft hij zijn beschrijvende stijl een persoonlijk cachet.
“Of hij luisterde met de handen onder zijn hoofd en zijn ogen dicht naar het onzichtbare orkest, naar de rondedansen van insecten die als bezetenen in een zonnestraal om de geurige dennenbomen cirkelden, naar het trompetgeschetter van de muggen, naar de orgeltonen van de wespen, naar de zwermen wilde bijen die vibreerden als klokken in de kruinen van de bomen, en naar het goddelijke gefluister van de wiegelende bomen, het zachte ruisen van de takken in het briesje, het lichte gelispel van het golvende gas, als een zachte wind die het voorhoofd van een helder meer rimpelt, als het geritsel van verliefde voetstappen die voorbijkomen en in de lucht vervagen."
Titels als ‘Dageraad’, ‘Ochtend’, ‘Adolescent’ en ‘Opstandigheid’ maken duidelijk dat in het eerste deel van de trilogie de coming of age van Jean-Christophe aan bod komt. Als kind heeft hij paniekaanvallen, zijn jeugd is onstuimig en hij heeft een hekel aan onderdanigheid. Het boek is opgedragen ‘Aan de vrije geesten van alle landen die lijden, strijden en zullen overwinnen.’ Samen met het motief van de rivier stroomt deze drang naar vrijheid door het boek. Het brengt de opvliegende Jean-Christophe meer dan eens in de problemen, maar de ontluikende liefde vormt een mooi tegengewicht.
“Heel zijn lichaam begon te beven. Hij vreesde dat onbekende genot, dat hem al maandenlang riep, en dat daar was, vlak bij hem, waarvan niets hem meer scheidde. Die onstuimige en door liefde bezeten jongen voelde plotseling alleen nog afgrijzen, en weerzin tegen de verwerkelijking van zijn begeerten. Hij schaamde zich ervoor, hij schaamde zich voor wat hij ging doen. Zijn liefde was te groot om te durven genieten van wie hij hield, hij was er eerder bang voor. Liefhebben, is dat dan alleen mogelijk door de schending van wie je liefhebt...?”
De auteur speelt een spel met zijn lezers en zorgt meer dan eens voor een verrassende wending in het verhaal. Hij breit de gebeurtenissen aan elkaar en net als je denkt dat je zijn patroon onder de knie krijgt, verandert hij zijn steken of neemt hij een andere kleur. Onder de titel ‘Bevrijding’ bijvoorbeeld had ik me de ontmoeting met Haßler anders voorgesteld. Geen enkel personage treedt umsonst op in het verhaal. Corinne gebruikt hij om de draak te steken met de Franse inborst, maar ook de Duitsers ontsnappen niet aan zijn ironie. Hij gebruikt zijn roman om kritiek te spuien over de vastgeroeste geesten die collectief iedere poging tot vernieuwing in de kiem smoren.
Sommige lezers zullen de overdadige zinnen willen kortwieken, maar zo verandert het karakter van dit oeuvre. Het is alsof je bij een impressionistisch schilderij enkele penseeltoetsen zou wegnemen: je krijgt een ander beeld. Ik hou van zijn barokke stijl en hoop dat de andere delen op hetzelfde élan verder gaan, nu Jean-Christophe zijn geboortestreek heeft verlaten. Deel twee is ’In Parijs’ getiteld. Welke indruk maken de Fransen op hem? Welke invloed hebben ze op hem en vice versa?
“Waar ging het heen? Wat wilde het? Het zag eruit alsof het wist waar het heen wilde... Het kon door niets worden tegengehouden. Op willekeurig welk uur, met regen of zon in de lucht en vreugde of verdriet in het huis – het bleef voorbijkomen. En je voelde dat alles dit wezen om het even was, dat het nooit droevig was en genoot van zijn kracht. Wat een plezier om zo te zijn, om door de weiden te snellen, onder de wilgentakken door, over de glanzende keitjes en het knisperende zand, en zich nergens zorgen over te maken, door niets te worden gehinderd, vrij te zijn...!”
Geboren en getogen aan de Rijn speelt de jonge Jean-Christophe op het einde van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw de hoofdrol in deze roman fleuve. Romain Rolland schildert zowel de natuur als de mensen op zo’n gedetailleerde, impressionistische wijze dat hij de lezer door tijd en ruimte laat reizen. Met zijn rijke woordenschat en een meesterlijke afwisseling in de zinsconstructie geeft hij zijn beschrijvende stijl een persoonlijk cachet.
“Of hij luisterde met de handen onder zijn hoofd en zijn ogen dicht naar het onzichtbare orkest, naar de rondedansen van insecten die als bezetenen in een zonnestraal om de geurige dennenbomen cirkelden, naar het trompetgeschetter van de muggen, naar de orgeltonen van de wespen, naar de zwermen wilde bijen die vibreerden als klokken in de kruinen van de bomen, en naar het goddelijke gefluister van de wiegelende bomen, het zachte ruisen van de takken in het briesje, het lichte gelispel van het golvende gas, als een zachte wind die het voorhoofd van een helder meer rimpelt, als het geritsel van verliefde voetstappen die voorbijkomen en in de lucht vervagen."
Titels als ‘Dageraad’, ‘Ochtend’, ‘Adolescent’ en ‘Opstandigheid’ maken duidelijk dat in het eerste deel van de trilogie de coming of age van Jean-Christophe aan bod komt. Als kind heeft hij paniekaanvallen, zijn jeugd is onstuimig en hij heeft een hekel aan onderdanigheid. Het boek is opgedragen ‘Aan de vrije geesten van alle landen die lijden, strijden en zullen overwinnen.’ Samen met het motief van de rivier stroomt deze drang naar vrijheid door het boek. Het brengt de opvliegende Jean-Christophe meer dan eens in de problemen, maar de ontluikende liefde vormt een mooi tegengewicht.
“Heel zijn lichaam begon te beven. Hij vreesde dat onbekende genot, dat hem al maandenlang riep, en dat daar was, vlak bij hem, waarvan niets hem meer scheidde. Die onstuimige en door liefde bezeten jongen voelde plotseling alleen nog afgrijzen, en weerzin tegen de verwerkelijking van zijn begeerten. Hij schaamde zich ervoor, hij schaamde zich voor wat hij ging doen. Zijn liefde was te groot om te durven genieten van wie hij hield, hij was er eerder bang voor. Liefhebben, is dat dan alleen mogelijk door de schending van wie je liefhebt...?”
De auteur speelt een spel met zijn lezers en zorgt meer dan eens voor een verrassende wending in het verhaal. Hij breit de gebeurtenissen aan elkaar en net als je denkt dat je zijn patroon onder de knie krijgt, verandert hij zijn steken of neemt hij een andere kleur. Onder de titel ‘Bevrijding’ bijvoorbeeld had ik me de ontmoeting met Haßler anders voorgesteld. Geen enkel personage treedt umsonst op in het verhaal. Corinne gebruikt hij om de draak te steken met de Franse inborst, maar ook de Duitsers ontsnappen niet aan zijn ironie. Hij gebruikt zijn roman om kritiek te spuien over de vastgeroeste geesten die collectief iedere poging tot vernieuwing in de kiem smoren.
Sommige lezers zullen de overdadige zinnen willen kortwieken, maar zo verandert het karakter van dit oeuvre. Het is alsof je bij een impressionistisch schilderij enkele penseeltoetsen zou wegnemen: je krijgt een ander beeld. Ik hou van zijn barokke stijl en hoop dat de andere delen op hetzelfde élan verder gaan, nu Jean-Christophe zijn geboortestreek heeft verlaten. Deel twee is ’In Parijs’ getiteld. Welke indruk maken de Fransen op hem? Welke invloed hebben ze op hem en vice versa?
“Waar ging het heen? Wat wilde het? Het zag eruit alsof het wist waar het heen wilde... Het kon door niets worden tegengehouden. Op willekeurig welk uur, met regen of zon in de lucht en vreugde of verdriet in het huis – het bleef voorbijkomen. En je voelde dat alles dit wezen om het even was, dat het nooit droevig was en genoot van zijn kracht. Wat een plezier om zo te zijn, om door de weiden te snellen, onder de wilgentakken door, over de glanzende keitjes en het knisperende zand, en zich nergens zorgen over te maken, door niets te worden gehinderd, vrij te zijn...!”
3
4
Reageer op deze recensie