Lezersrecensie
La douce France vs. deutsche Gründlichkeit
‘In Parijs’ is het tweede deel van de Nederlandse vertaling van het monumentale werk over het leven van de componist Jean-Christophe. Romain Rolland kreeg in 1915 de Nobelprijs voor Literatuur o.a. omdat hij een vriendschap tussen de Duitse Jean-Christophe Krafft en de Franse Olivier Jeannin liet openbloeien. In die tijd stonden Frankrijk en Duitsland vijandig tegenover elkaar en in het boek bereiken die gevoelens in 1908 zelfs een kookpunt. Met eindeloze discussies tussen de twee vrienden tekent Rolland in een heel fijne pentekening de verschillen tussen de twee naties. Het nadeel is dat die uitweidingen de vaart uit het verhaal halen, want eens de auteur op een van zijn stokpaardjes zit, raakt hij er o zo moeilijk weer af. Dat was op het einde van het vorige volume ook al het geval met de minutieuze beschrijvingen over de muziek.
“Elk droeg immense rijkdommen aan, waar de ander zich tot dusver niet bewust van was geweest: de morele schat van hun beide volken. Olivier de brede cultuur en het psychologische genie van Frankrijk. Christophe de innerlijke muziek en het natuurgevoel van Duitsland.”
Wat tegen die vriendschapsbrug afsteekt, is de Jodenhaat en de grove onderschatting van de vrouw. Voor het verhaal begint, voert de auteur hierover een schijngesprek met zijn personage Jean-Christophe, alsof hij zich wil indekken.
“Joden zijn als vrouwen: uitstekend, zolang je ze in toom houdt.”
Over dit onderwerp blaast hij warm en koud: “Hij (Jean-Christophe) houdt niet van Joden, maar nog minder van antisemieten.”
De structuur van het boek is solide met drie delen die in het Frans drie verschillende romans waren. In het eerste deel ‘Kermis op het plein’ zien we hoe Jean-Christophe na zijn vlucht uit Duitsland in Parijs probeert te overleven. Hij kent maar twee personen en met moeite kan hij enkele pianolessen geven en krijgt hij van uitgever Hecht minderwaardig werk. Hij komt in contact met kunstenaars en critici, wordt naar muziekvoorstellingen en het theater meegenomen, maar krijgt nooit het gevoel het echte Frankrijk te leren kennen. Dat neemt niet weg dat het beschrijverstalent van Rolland hoogtij viert, zoals bij de ironische beschrijving van de adellijke rijkdom.
“In de salon van het aristocratische herenhuis, gedecoreerd met enigszins kleurloze wandtapijten, met op een schildersezel midden in de kamer het portret van de robuuste mevrouw Stevens, gemaakt door een schilder die in de mode was en die haar wegkwijnend had afgebeeld, als een bloem zonder water, met gebroken ogen, het lichaam in een spiraal gewrongen, om de zeldzaamheid van haar ziel van miljonaire uit te drukken...”
Herinneren jullie zich nog Antoinette, het Franse meisje met wie hij puur toevallig in een loge in Duitsland naar een Frans toneelstuk keek? Deel twee vertelt haar levensverhaal, brengt weer Schwung in de vertelling en is een uitgekiende schakel tussen het eerste en laatste deel, waarin de onverwoestbare vriendschap tussen Jean-Christophe en Olivier wordt bezongen. ‘Binnenshuis’ speelt zich grotendeels af in het gebouw, waar ze samenwonen en waar het robuuste enthousiasme van Christophe de medebewoners uit hun lethargie haalt. Hij brengt mensen bij elkaar, zonder het zelf te beseffen. Met al die verschillende karakters kan Rolland zich uitleven in de psychologische typeringen. Vooral van de twee tegenpolen krijgt hij niet genoeg en heel subtiel laat hij de vriendschap in liefde veranderen.
“Hij (Olivier) had niet genoeg levenssappen om van zijn eigen organische substantie te leven. Hij was klimop. Hij moest zich ergens aan hechten. Nooit was hij zo rijk als wanneer hij zich aan iemand gaf. Hij was een vrouwelijke ziel, die er altijd behoefte aan had om lief te hebben en te worden liefgehad.”
Ondanks de essays over muziek, kunst en de tegenstellingen tussen Frankrijk en Duitsland, die het verhaal soms afremmen, is ‘In Parijs’ vooral door zijn heerlijke schrijfstijl een chef d’oeuvre. Rolland plaats ik in het rijtje van meesterlijke verhalenvertellers zoals Dickens, Tolstoj, Márquez en Prus.
“Elk droeg immense rijkdommen aan, waar de ander zich tot dusver niet bewust van was geweest: de morele schat van hun beide volken. Olivier de brede cultuur en het psychologische genie van Frankrijk. Christophe de innerlijke muziek en het natuurgevoel van Duitsland.”
Wat tegen die vriendschapsbrug afsteekt, is de Jodenhaat en de grove onderschatting van de vrouw. Voor het verhaal begint, voert de auteur hierover een schijngesprek met zijn personage Jean-Christophe, alsof hij zich wil indekken.
“Joden zijn als vrouwen: uitstekend, zolang je ze in toom houdt.”
Over dit onderwerp blaast hij warm en koud: “Hij (Jean-Christophe) houdt niet van Joden, maar nog minder van antisemieten.”
De structuur van het boek is solide met drie delen die in het Frans drie verschillende romans waren. In het eerste deel ‘Kermis op het plein’ zien we hoe Jean-Christophe na zijn vlucht uit Duitsland in Parijs probeert te overleven. Hij kent maar twee personen en met moeite kan hij enkele pianolessen geven en krijgt hij van uitgever Hecht minderwaardig werk. Hij komt in contact met kunstenaars en critici, wordt naar muziekvoorstellingen en het theater meegenomen, maar krijgt nooit het gevoel het echte Frankrijk te leren kennen. Dat neemt niet weg dat het beschrijverstalent van Rolland hoogtij viert, zoals bij de ironische beschrijving van de adellijke rijkdom.
“In de salon van het aristocratische herenhuis, gedecoreerd met enigszins kleurloze wandtapijten, met op een schildersezel midden in de kamer het portret van de robuuste mevrouw Stevens, gemaakt door een schilder die in de mode was en die haar wegkwijnend had afgebeeld, als een bloem zonder water, met gebroken ogen, het lichaam in een spiraal gewrongen, om de zeldzaamheid van haar ziel van miljonaire uit te drukken...”
Herinneren jullie zich nog Antoinette, het Franse meisje met wie hij puur toevallig in een loge in Duitsland naar een Frans toneelstuk keek? Deel twee vertelt haar levensverhaal, brengt weer Schwung in de vertelling en is een uitgekiende schakel tussen het eerste en laatste deel, waarin de onverwoestbare vriendschap tussen Jean-Christophe en Olivier wordt bezongen. ‘Binnenshuis’ speelt zich grotendeels af in het gebouw, waar ze samenwonen en waar het robuuste enthousiasme van Christophe de medebewoners uit hun lethargie haalt. Hij brengt mensen bij elkaar, zonder het zelf te beseffen. Met al die verschillende karakters kan Rolland zich uitleven in de psychologische typeringen. Vooral van de twee tegenpolen krijgt hij niet genoeg en heel subtiel laat hij de vriendschap in liefde veranderen.
“Hij (Olivier) had niet genoeg levenssappen om van zijn eigen organische substantie te leven. Hij was klimop. Hij moest zich ergens aan hechten. Nooit was hij zo rijk als wanneer hij zich aan iemand gaf. Hij was een vrouwelijke ziel, die er altijd behoefte aan had om lief te hebben en te worden liefgehad.”
Ondanks de essays over muziek, kunst en de tegenstellingen tussen Frankrijk en Duitsland, die het verhaal soms afremmen, is ‘In Parijs’ vooral door zijn heerlijke schrijfstijl een chef d’oeuvre. Rolland plaats ik in het rijtje van meesterlijke verhalenvertellers zoals Dickens, Tolstoj, Márquez en Prus.
2
Reageer op deze recensie