Lezersrecensie
Fraai, elegant, dichterlijk proza.
" Boven slaap je, beneden zit ik. Ik ben je moeder. Ik weet niet precies wat dat betekent - jouw moeder zijn. Niemand heeft me dat ooit verteld. Alles wat ik weet over moederschap heb ik geleerd via een omweg. Door mijn moeder te observeren bijvoorbeeld. Of mijn oma's. Maar dat deed ik vooral toen ik een kind was, met kinderogen. Sinds jij er bent lees ik boeken van schrijvers die ook moeder zijn, vrouwen die door het verlies van hun ego's heen schrijven, wier handen het papier aanraken en daar leven scheppen, een onzichtbare derde, naast moeder en kind. In hun taal vind ik houvast".
Dit is de eerste alinea van het tweede boek van Ilse Josepha Lazaroms en het is een prachtig vervolg op het al even mooie Duet, haar debuut. Zowel van haar eerste als haar tweede boek schrijven recensenten op Hebban dat het niet duidelijk is in hoeverre ze autobiografisch zijn. Geloof me, ze zijn door en door autobiografisch. Lazaroms schrijft over zichzelf en net als Duet is ook dit boek zeer introspectief van aard. De schrijfster heeft veel te verhapstukken met zichzelf. Ze vindt zichzelf een puzzel. Ze is niet eenduidig heteroseksueel, ze voelt zich nooit bij een groep horen, ze is altijd een buitenstaander, ze is nergens thuis, maar ze is wel opeens moeder geworden, een onontkoombare identiteit. Hoe verhoudt ze zich tot haar kind? Wat betekent haar kind voor haar? Voor Lazaroms is het een noodzaak om daarover te schrijven.
Boven slaap je. Beneden zit ik. Ik ben je moeder.
Telkens komen deze zinnetjes terug in haar verhaal. De eenvoudigste dichtregels die meteen ontroeren.
Ilse blijft de hele nacht op want ze wil dozen opruimen. Ze heeft opeens een eigen huis. Ook zoiets, een vaste plek die van jezelf is, nooit eerder gehad, nooit eerder behoefte aan gehad.
Dozen opruimen, maar het komt er niet van. Ilse denkt en dat is wat ze het liefst doet. Ze denkt aan haar kind en ziet langzaam de nacht verschuiven van het holst naar het ochtendgloren.
Haar kind wordt midden in de nacht wakker en komt naar beneden. Er is een kort intermezzo tussen moeder en kind alvorens moeder haar dochter weer in bed stopt.
Ja, het kind is naamloos in dit boek. Is het daarom minder autobiografisch? Ik dacht het niet want hoewel Ilse over haar eigen leven schrijft en haar eigen kind, heeft ze het ook over universele thema's.
" Zachtjes loop ik de trap weer af. Je slaapt. Maar ik zal de hele nacht wakker blijven, al was het maar omdat dit het verhaal is dat ik wilde vertellen. In tegenstelling tot wat mensen denken is thuiskomen helemaal niet makkelijk. Het is een afrekening met alles waarvoor je bent weggelopen; veilig thuis maar dan in een bad vol zuur. Ik wil me ontdoen van alles wat ik heb geërfd. Ik wil een streep zetten onder mijn verleden. Ik wil zeggen: dit martelaarschap stopt bij mij. Ik mag dan uit een familie komen met aan vaderskant een hardnekkige aanleg voor melancholie en angst, maar met die pijn wil ik niet langer leven. Niet zolang er in dit huis een kind woont".
Deze alinea trof me zeer omdat ik het herkende: thuiskomen na lange tijd elders vertoefd te hebben. Inderdaad, dat is niet altijd een heerlijk moment. Het kan zeer gemengde gevoelens oproepen.
In deze alinea zegt Ilse ook iets over de trauma's in haar familie. Zowel aan vaders kant als aan moeders kant gaven de generaties de trauma's als het ware door. Ook Ilse is getraumatiseerd. Wat geeft zij door aan haar kind? De schrijfster vertelt een en ander over haar ouders en voorouders om het traumatische te illustreren.
" Mama! roept mijn dochter. Ik glimlach. Het is zover. Ik kom! antwoord ik. Ik draai me om. Achter me waait de deur in het slot. Dan klem ik mijn hand stevig om het hout en loop de trap op, naar boven."
De laatste zinnen van dit ontroerende egodocument.
130 pagina's tederheid en kwetsbaarheid.
Nina Weijers, Marja Pruis, Femke Brockhus, ik ben het helemaal met jullie eens, al kunnen jullie veel beter dan ik vertellen hoe prachtig dit boek is.
Vijf grote, stralende sterren.
Dit is de eerste alinea van het tweede boek van Ilse Josepha Lazaroms en het is een prachtig vervolg op het al even mooie Duet, haar debuut. Zowel van haar eerste als haar tweede boek schrijven recensenten op Hebban dat het niet duidelijk is in hoeverre ze autobiografisch zijn. Geloof me, ze zijn door en door autobiografisch. Lazaroms schrijft over zichzelf en net als Duet is ook dit boek zeer introspectief van aard. De schrijfster heeft veel te verhapstukken met zichzelf. Ze vindt zichzelf een puzzel. Ze is niet eenduidig heteroseksueel, ze voelt zich nooit bij een groep horen, ze is altijd een buitenstaander, ze is nergens thuis, maar ze is wel opeens moeder geworden, een onontkoombare identiteit. Hoe verhoudt ze zich tot haar kind? Wat betekent haar kind voor haar? Voor Lazaroms is het een noodzaak om daarover te schrijven.
Boven slaap je. Beneden zit ik. Ik ben je moeder.
Telkens komen deze zinnetjes terug in haar verhaal. De eenvoudigste dichtregels die meteen ontroeren.
Ilse blijft de hele nacht op want ze wil dozen opruimen. Ze heeft opeens een eigen huis. Ook zoiets, een vaste plek die van jezelf is, nooit eerder gehad, nooit eerder behoefte aan gehad.
Dozen opruimen, maar het komt er niet van. Ilse denkt en dat is wat ze het liefst doet. Ze denkt aan haar kind en ziet langzaam de nacht verschuiven van het holst naar het ochtendgloren.
Haar kind wordt midden in de nacht wakker en komt naar beneden. Er is een kort intermezzo tussen moeder en kind alvorens moeder haar dochter weer in bed stopt.
Ja, het kind is naamloos in dit boek. Is het daarom minder autobiografisch? Ik dacht het niet want hoewel Ilse over haar eigen leven schrijft en haar eigen kind, heeft ze het ook over universele thema's.
" Zachtjes loop ik de trap weer af. Je slaapt. Maar ik zal de hele nacht wakker blijven, al was het maar omdat dit het verhaal is dat ik wilde vertellen. In tegenstelling tot wat mensen denken is thuiskomen helemaal niet makkelijk. Het is een afrekening met alles waarvoor je bent weggelopen; veilig thuis maar dan in een bad vol zuur. Ik wil me ontdoen van alles wat ik heb geërfd. Ik wil een streep zetten onder mijn verleden. Ik wil zeggen: dit martelaarschap stopt bij mij. Ik mag dan uit een familie komen met aan vaderskant een hardnekkige aanleg voor melancholie en angst, maar met die pijn wil ik niet langer leven. Niet zolang er in dit huis een kind woont".
Deze alinea trof me zeer omdat ik het herkende: thuiskomen na lange tijd elders vertoefd te hebben. Inderdaad, dat is niet altijd een heerlijk moment. Het kan zeer gemengde gevoelens oproepen.
In deze alinea zegt Ilse ook iets over de trauma's in haar familie. Zowel aan vaders kant als aan moeders kant gaven de generaties de trauma's als het ware door. Ook Ilse is getraumatiseerd. Wat geeft zij door aan haar kind? De schrijfster vertelt een en ander over haar ouders en voorouders om het traumatische te illustreren.
" Mama! roept mijn dochter. Ik glimlach. Het is zover. Ik kom! antwoord ik. Ik draai me om. Achter me waait de deur in het slot. Dan klem ik mijn hand stevig om het hout en loop de trap op, naar boven."
De laatste zinnen van dit ontroerende egodocument.
130 pagina's tederheid en kwetsbaarheid.
Nina Weijers, Marja Pruis, Femke Brockhus, ik ben het helemaal met jullie eens, al kunnen jullie veel beter dan ik vertellen hoe prachtig dit boek is.
Vijf grote, stralende sterren.
1
Reageer op deze recensie