Lezersrecensie
Wat een prachtige bundel
Het is altijd een magisch moment: zo’n moment waarop je een dichtbundel voor het eerst in handen hebt. Zeker als je er al enige tijd met verlangen naar uitkeek. Zacht met je vingers over het omslag heen strijken, in je opnemen wat er precies op de voorkant staat om dan vervolgens het boek open te slaan. Zul je dit keer verrast worden of is het stiekem toch een beetje tegenvallend? Welke parels zul je nu weer tegenkomen die je hart in beroering weten te krijgen? En dan, soms achter één stuk door of andere keren zo nu en dan de bundel openslaand, al die gedichten lezen, als ware het kleine cadeautjes die je iedere keer mag openmaken. Had ik er het talent voor, dan zou ik er zelf een gedicht over schrijven. Want een dichtbundel is iets wonderlijks en sommige gedichten draag je een leven lang met je mee, zoals het gedicht ‘De hand van mijn vader’ van Armand van Assche dat ik voordroeg tijdens de rouwdienst van mijn vader. Of het gedicht ‘Onder de appelboom’ van Rutger Kopland dat op onze slaapkamer hangt: een toekomstbeeld waar we met elkaar van dromen, zittend onder die appelboom.
Zo hebben denk ik meer mensen gedichten die ze met zich meedragen, een leven lang, of wellicht maar kort omdat het je steun biedt op een moment dat je dat even nodig hebt. Voor de dichtbundel ‘Wees welkom boven op mijn beste hoed’ werden achttien van die tijdloze gedichten die toch in de vergetelheid zijn geraakt geselecteerd. Daniel Billiet, Jos van Hest, Gil vander Heyden en Bette Westera hebben de gedichten opgenomen in de bundel, er een uitleg bij gegeven en vervolgens bij ieder gedicht een nieuw gedicht geschreven. Vier gedichten per gedicht, waarmee ze hopen dat de oude gedichten weer tot leven komen voor de jongere generatie.
Bij deze bundel kon ik eerlijk gezegd niet stoppen met kijken, lezen, bladeren en voordragen. Ik vermoeide mijn gezin met alle gedichten die ik zo mooi vond: de oude én de nieuwe gedichten. Sommige gedichten werden ge-Whatsappt, andere gedichten getoond aan mijn studenten of aan mijn collega’s. Ik denk eerlijk gezegd dat ik kriebels in mijn buik kreeg van deze bundel. Klinkt wellicht wat hoogdravend, niet? En toch is het zo. Het is magistraal te lezen hoe de vier dichters de oude gedichten opnieuw tot leven hebben gebracht.
Dat kwam niet alleen door hun nieuwe gedichten, maar ook door de persoonlijke noot die ze wisten te geven bij de duiding van het oude gedicht. Het werd gekoppeld aan persoonlijke ervaringen, belangrijke gebeurtenissen en accurate omschrijvingen van hoe de dichter in de wereld stond. Geweldig is het om te lezen hoe Jos van Hest zich altijd nogal geërgerd heeft aan brave Jantje die de pruimen zag hangen. En je leeft zeker helemaal met Daniel Billiet mee als hij bij het gedicht ‘Zie je ik hou van je’ vertelt over een van zijn eerste liefdes en een door de juffrouw onderschept liefdesbriefje.
In de verantwoording achterin het boek geven de dichters aan dat het hun doel is om de toegang tot de wat moeilijkere gedichten te vergemakkelijken, waarbij ze de kanttekening maken zich niet zo hoogmoedig te voelen dat ze zich kunnen vergelijken met de grote dichters. Dat valt mijns inziens te betwijfelen. In toegankelijke, maar ook prachtige taal weten ze mij met grote regelmaat te bekoren. Ik heb bij deze bundel gelachen, maar soms ook een traantje gelaten en genoten van het taalspel van dit viertal dichters.
Een van de gedichten die recht bij mij binnenkwam, was het gedicht ‘Viooltjes’ van Bette Westera, dat ze schreef bij ‘Hebban olla vogala’. Het gaat als volgt:
Terwijl de vlinderstruik ontluikt,
het bos naar lentebloesem ruikt,
het fluitenkruid de bermen bleekt,
en berenklauw de aarde breekt,
plant ik viooltjes op je graf.
Ons leven was nog lang niet af.
Ik zou nog zoveel kunnen vertellen over deze bundel, ik zou uren kunnen voordragen, maar eigenlijk is mijn advies het vooral te gaan lezen. In je eentje, met je klas of met wie dan ook.
Zo hebben denk ik meer mensen gedichten die ze met zich meedragen, een leven lang, of wellicht maar kort omdat het je steun biedt op een moment dat je dat even nodig hebt. Voor de dichtbundel ‘Wees welkom boven op mijn beste hoed’ werden achttien van die tijdloze gedichten die toch in de vergetelheid zijn geraakt geselecteerd. Daniel Billiet, Jos van Hest, Gil vander Heyden en Bette Westera hebben de gedichten opgenomen in de bundel, er een uitleg bij gegeven en vervolgens bij ieder gedicht een nieuw gedicht geschreven. Vier gedichten per gedicht, waarmee ze hopen dat de oude gedichten weer tot leven komen voor de jongere generatie.
Bij deze bundel kon ik eerlijk gezegd niet stoppen met kijken, lezen, bladeren en voordragen. Ik vermoeide mijn gezin met alle gedichten die ik zo mooi vond: de oude én de nieuwe gedichten. Sommige gedichten werden ge-Whatsappt, andere gedichten getoond aan mijn studenten of aan mijn collega’s. Ik denk eerlijk gezegd dat ik kriebels in mijn buik kreeg van deze bundel. Klinkt wellicht wat hoogdravend, niet? En toch is het zo. Het is magistraal te lezen hoe de vier dichters de oude gedichten opnieuw tot leven hebben gebracht.
Dat kwam niet alleen door hun nieuwe gedichten, maar ook door de persoonlijke noot die ze wisten te geven bij de duiding van het oude gedicht. Het werd gekoppeld aan persoonlijke ervaringen, belangrijke gebeurtenissen en accurate omschrijvingen van hoe de dichter in de wereld stond. Geweldig is het om te lezen hoe Jos van Hest zich altijd nogal geërgerd heeft aan brave Jantje die de pruimen zag hangen. En je leeft zeker helemaal met Daniel Billiet mee als hij bij het gedicht ‘Zie je ik hou van je’ vertelt over een van zijn eerste liefdes en een door de juffrouw onderschept liefdesbriefje.
In de verantwoording achterin het boek geven de dichters aan dat het hun doel is om de toegang tot de wat moeilijkere gedichten te vergemakkelijken, waarbij ze de kanttekening maken zich niet zo hoogmoedig te voelen dat ze zich kunnen vergelijken met de grote dichters. Dat valt mijns inziens te betwijfelen. In toegankelijke, maar ook prachtige taal weten ze mij met grote regelmaat te bekoren. Ik heb bij deze bundel gelachen, maar soms ook een traantje gelaten en genoten van het taalspel van dit viertal dichters.
Een van de gedichten die recht bij mij binnenkwam, was het gedicht ‘Viooltjes’ van Bette Westera, dat ze schreef bij ‘Hebban olla vogala’. Het gaat als volgt:
Terwijl de vlinderstruik ontluikt,
het bos naar lentebloesem ruikt,
het fluitenkruid de bermen bleekt,
en berenklauw de aarde breekt,
plant ik viooltjes op je graf.
Ons leven was nog lang niet af.
Ik zou nog zoveel kunnen vertellen over deze bundel, ik zou uren kunnen voordragen, maar eigenlijk is mijn advies het vooral te gaan lezen. In je eentje, met je klas of met wie dan ook.
2
Reageer op deze recensie