Lezersrecensie
Kartonnen dozen
Tom Lanoye is een icoon in Vlaanderen, en ver daar buiten. Zo ontving hij eind vorig jaar nog de prestigieuze Prijs der Nederlandse Letteren en heeft hij een aanzienlijk aantal goede romans, theater- en poëziestukken op zijn naam staan. ‘Sprakeloos’ liet mij bijvoorbeeld niet onberoerd. Toen ik eind vorig jaar op ‘Kartonnen dozen’ botste lag het boek al snel op mijn eindeloze stapel te lezen boeken.
‘Kartonnen dozen’ katapulteerde mij terug in de tijd, deed me stilstaan bij mijn eigen jeugd en mijn eerste grote liefdes. Schrap grote, want vergeleken met wat ik op 34-jarige leeftijd weet blijkt groot niet altijd groot te zijn, en allesverterend toch ook weer niet dat alles.
Tom legt zijn eigen jeugd vast in ‘Kartonnen dozen’ zoals alleen hij dat kan. Door af en toe de humor in zijn taal te laten doorsijpelen, een streepje poëzie en door het gewoon vlot te brengen.
Tom is het vijfde en laatste kind van het gezin Lanoye, het nakomertje. Je merkt al snel dat Tom de liefde voor theater van zijn moeder doorkreeg en dat de band tussen moeder en zoon van een ongekende diepte is. De passage van de frietpot sprak boekdelen.
Vanaf “Twaalf jaar” was de auteur mij even kwijt. Het werd mij af en toe iets te langdradig. Het beterde opnieuw, maar het boek zal lang niet ieders dada zijn. Je moet er van houden. Al bij al kon deze korte roman bij wel bekoren en mogen we best trots zijn op deze bijzondere Vlaamse auteur.
Bonuspunten voor de geweldige omslagfoto trouwens, de Z zal waarschijnlijk niet iedereen meteen opvallen, maar ik vind de verwijzing in de omslag prachtig. Mooie knipoog, enzoverder, enzovoort.
“Er zijn mensen die de controle over het bestaan proberen te verwerven door een staatsgreep te plegen, door dalai lama te worden of door kwantummechanica te studeren. Mijn moeder heeft dat allemaal niet nodig. Zij speelt amateurtheater en zij kookt, en dat is voldoende.”
“… en dat ons volk leerde te overleven door te zwijgen en te werken en er het zijne van te denken. En dat ons schoon landje aldus maar één bijnaam verdiende, helaas. De dweil van Europa, dedju.”
‘Kartonnen dozen’ katapulteerde mij terug in de tijd, deed me stilstaan bij mijn eigen jeugd en mijn eerste grote liefdes. Schrap grote, want vergeleken met wat ik op 34-jarige leeftijd weet blijkt groot niet altijd groot te zijn, en allesverterend toch ook weer niet dat alles.
Tom legt zijn eigen jeugd vast in ‘Kartonnen dozen’ zoals alleen hij dat kan. Door af en toe de humor in zijn taal te laten doorsijpelen, een streepje poëzie en door het gewoon vlot te brengen.
Tom is het vijfde en laatste kind van het gezin Lanoye, het nakomertje. Je merkt al snel dat Tom de liefde voor theater van zijn moeder doorkreeg en dat de band tussen moeder en zoon van een ongekende diepte is. De passage van de frietpot sprak boekdelen.
Vanaf “Twaalf jaar” was de auteur mij even kwijt. Het werd mij af en toe iets te langdradig. Het beterde opnieuw, maar het boek zal lang niet ieders dada zijn. Je moet er van houden. Al bij al kon deze korte roman bij wel bekoren en mogen we best trots zijn op deze bijzondere Vlaamse auteur.
Bonuspunten voor de geweldige omslagfoto trouwens, de Z zal waarschijnlijk niet iedereen meteen opvallen, maar ik vind de verwijzing in de omslag prachtig. Mooie knipoog, enzoverder, enzovoort.
“Er zijn mensen die de controle over het bestaan proberen te verwerven door een staatsgreep te plegen, door dalai lama te worden of door kwantummechanica te studeren. Mijn moeder heeft dat allemaal niet nodig. Zij speelt amateurtheater en zij kookt, en dat is voldoende.”
“… en dat ons volk leerde te overleven door te zwijgen en te werken en er het zijne van te denken. En dat ons schoon landje aldus maar één bijnaam verdiende, helaas. De dweil van Europa, dedju.”
1
Reageer op deze recensie