Lezersrecensie
Een meesterlijk vertaald meesterwerk
Het Eiland van het tweede gezicht van Albert Vigoleis Thelen, in de vertaling van Wil Boesten, is het mooiste boek dat ik ooit heb gelezen. De zwarte heer Bazetub, ook vertaald door Boesten, doet niet onder voor Het Eiland. Dit boek is eveneens een ongekend mooie ervaring en wederom op een briljante manier vertaald.
Indachtig het adagium van Teixeira de Pascoaes - Thelens beschermheer tijdens WOII in Portugal - ‘De waarheid is niet meer dan een legende’, fabuleert Vigoleis er in De zwarte heer Bazetub weer ongeremd op los. Terwijl hij thuis - in de 3e Helmersstraat - eigenlijk moet schrijven aan zijn grote ‘memoriaal’ Het Eiland van het tweede gezicht, laat de schrijver zich overhalen een Braziliaanse rechtsgeleerde als tolk en begeleider bij te staan tijdens diens gewichtige bezoek aan de Nederlandse hoofdstad. Een waarlijk lucratievere bezigheid dan schrijven.
Meneer Bazetub blijkt zwart te zijn (in ’52 geen onopvallend verschijnsel) en dankt zijn bijnaam aan de onenigheid met de louche Italiaanse hotelbaas van het Pays-Bas (nu L’ Europe) waarin het koude water in des juristen ‘bathtub’ een rol speelt.
De wederwaardigheden van die dagen hebben hun neerslag gevonden in De zwarte heer Bazetub, dat je kunt lezen als een de ‘Ulysses’ van de Lage Landen, maar evengoed als een welhaast hallucinogene reisgids door Amsterdam, waarin de aangehaalde verhalen en anekdotes wedijveren in geestigheid en ongeloofwaardigheid. En anders is het wel een Tijl Uilenspiegel revisited.
Zoals Vigoleis op Mallorca schitterde als uit-de-duim-zuig-reisleider (men leze het Eiland), zo speldt hij de Braziliaan onder zijn hoede in dit boek de mouwen tjokvol met de meest bizarre verklaringen voor de meest voor de handliggende vraagstukken en fenomenen (de talloze fietsers in Amsterdam; de hebbelijkheid van de Amsterdammers van alles en nog wat in de grachten te kwakken; de vraag of Amsterdam niet eigenlijk Haringrad had moeten heten en ga zo maar eindeloos door).
De Braziliaanse rechtsgeleerde, die overigens in Nederland verblijft voor een rechtszaak over visserijrechten, die zijn land heeft aangespannen bij het internationaal gerechtshof in Den Haag, laat het zich allemaal welgevallen. Als Braziliaan behept met een vergelijkbaar gevoel voor ‘werkelijkheid’ als Vigoleis, schuimt de jurist met Thelen de stad af.
Ze raken onder meer verzeild bij een politiserende barbier, bij de ‘Boldoot-walkure’ aan het Rokin met haar onwaarschijnlijke ‘boezemcongestie’ die de Braziliaan bedwelmt; bovendien koestert de rechtsgeleerde – die het geld in grote coupures uiterst los in de zak heeft zitten - de wens walvissen te kopen en betreedt daartoe een herenmodezaak….
Na Het eiland van het tweede gezicht is dit boek misschien filosofisch iets vrijblijvender, maar het taalapparaat van Vigoleis blijft overeind, sterker nog: is in zeker opzicht, nog bizarrer, immenser en gekker dan in Het Eiland-memoriaal. Bovendien wordt dat voor de Nederlandse lezers meer dan goed gemaakt doordat het boek een feest der herkenning is – en soms een nachtmerrie der herkenning, want Nederland, de Hollanders en met name de Amsterdammers worden danig op hun nummer gezet.
Maarten ’t Hart formuleerde in zijn recensie over Het eiland in Vrij Nederland het volgende: ‘En dus maar hopen dat het eiland in deze magnifieke vertaling zo’n succes wordt dat de uitgever het aandurft om ook dat andere prachtboek van Thelen, Der Schwarze Herr Bahssetup door Boesten te laten vertalen…dankzij het Thelen Genootschap en uitgeverij Cossee is dat er nu. En wat voor een uitgave!
Indachtig het adagium van Teixeira de Pascoaes - Thelens beschermheer tijdens WOII in Portugal - ‘De waarheid is niet meer dan een legende’, fabuleert Vigoleis er in De zwarte heer Bazetub weer ongeremd op los. Terwijl hij thuis - in de 3e Helmersstraat - eigenlijk moet schrijven aan zijn grote ‘memoriaal’ Het Eiland van het tweede gezicht, laat de schrijver zich overhalen een Braziliaanse rechtsgeleerde als tolk en begeleider bij te staan tijdens diens gewichtige bezoek aan de Nederlandse hoofdstad. Een waarlijk lucratievere bezigheid dan schrijven.
Meneer Bazetub blijkt zwart te zijn (in ’52 geen onopvallend verschijnsel) en dankt zijn bijnaam aan de onenigheid met de louche Italiaanse hotelbaas van het Pays-Bas (nu L’ Europe) waarin het koude water in des juristen ‘bathtub’ een rol speelt.
De wederwaardigheden van die dagen hebben hun neerslag gevonden in De zwarte heer Bazetub, dat je kunt lezen als een de ‘Ulysses’ van de Lage Landen, maar evengoed als een welhaast hallucinogene reisgids door Amsterdam, waarin de aangehaalde verhalen en anekdotes wedijveren in geestigheid en ongeloofwaardigheid. En anders is het wel een Tijl Uilenspiegel revisited.
Zoals Vigoleis op Mallorca schitterde als uit-de-duim-zuig-reisleider (men leze het Eiland), zo speldt hij de Braziliaan onder zijn hoede in dit boek de mouwen tjokvol met de meest bizarre verklaringen voor de meest voor de handliggende vraagstukken en fenomenen (de talloze fietsers in Amsterdam; de hebbelijkheid van de Amsterdammers van alles en nog wat in de grachten te kwakken; de vraag of Amsterdam niet eigenlijk Haringrad had moeten heten en ga zo maar eindeloos door).
De Braziliaanse rechtsgeleerde, die overigens in Nederland verblijft voor een rechtszaak over visserijrechten, die zijn land heeft aangespannen bij het internationaal gerechtshof in Den Haag, laat het zich allemaal welgevallen. Als Braziliaan behept met een vergelijkbaar gevoel voor ‘werkelijkheid’ als Vigoleis, schuimt de jurist met Thelen de stad af.
Ze raken onder meer verzeild bij een politiserende barbier, bij de ‘Boldoot-walkure’ aan het Rokin met haar onwaarschijnlijke ‘boezemcongestie’ die de Braziliaan bedwelmt; bovendien koestert de rechtsgeleerde – die het geld in grote coupures uiterst los in de zak heeft zitten - de wens walvissen te kopen en betreedt daartoe een herenmodezaak….
Na Het eiland van het tweede gezicht is dit boek misschien filosofisch iets vrijblijvender, maar het taalapparaat van Vigoleis blijft overeind, sterker nog: is in zeker opzicht, nog bizarrer, immenser en gekker dan in Het Eiland-memoriaal. Bovendien wordt dat voor de Nederlandse lezers meer dan goed gemaakt doordat het boek een feest der herkenning is – en soms een nachtmerrie der herkenning, want Nederland, de Hollanders en met name de Amsterdammers worden danig op hun nummer gezet.
Maarten ’t Hart formuleerde in zijn recensie over Het eiland in Vrij Nederland het volgende: ‘En dus maar hopen dat het eiland in deze magnifieke vertaling zo’n succes wordt dat de uitgever het aandurft om ook dat andere prachtboek van Thelen, Der Schwarze Herr Bahssetup door Boesten te laten vertalen…dankzij het Thelen Genootschap en uitgeverij Cossee is dat er nu. En wat voor een uitgave!
1
Reageer op deze recensie