Als de zestienjarige Nederlandse Hendrick in 1659 bij de stam van de Lenap�-indianen terechtkomt, verandert zijn leven rigoureus.
Luister naar de stem van de natuur
Barbaars. Slecht. Wreed. Het kwaad. Gevoelloos. Dienaren van de duivel. Dit is hoe de Nederlandse kolonisten de Esopus-indianen zien in 1659. Als de zestienjarige Hendrick een vrouw met tranen in haar ogen ziet, vraagt hij zich af: ‘Maar konden wilden wel verdriet hebben? Daar waren ze toch veel te wreed voor?’
Aan het begin van ‘Hendrick, de Hollandsche indiaan’ is Hendrick een onzekere jongen, lang niet zo dapper als zijn jongere broertje Evert. Hij lijkt niet thuis te horen in de harde wereld vol strijd en oorlog. Als hij en een paar andere Nederlandse christenen gevangen worden genomen door de wilden (zoals de Nederlanders de indianen toen noemden) vreest hij voor zijn leven. De martelingen die zijn medegevangenen ondergaan, voelt hij haast op zijn eigen lichaam. Maar sachem Preuwamackan, de leider van de wilden, neemt Hendrick mee naar zijn stam. Daar maakt Hendrick kennis met Akwaankaateew, Pumihleew en vele andere indianen.
Woord voor woord maakt Hendrick zich hun taal eigen. Ondanks zijn inzet, is het tempo waarop hij dit voor elkaar krijgt niet helemaal geloofwaardig. Verder is er weinig op ‘Hendrick’ aan te merken. Het is een meeslepend en fascinerend verhaal. En veel meer dan dat. Terwijl Hendrick aan de leefwijze van de wilden went, neemt Bianca Mastenbroek ook jou als lezer stap voor stap mee in de indianencultuur. Vakkundig heeft ze informatie over de cultuur en geschiedenis verweven met een op ware gebeurtenissen gebaseerd verhaal. Tijdens zijn verblijf bij de Lenapé-indianen krijgt Hendrick langzaamaan meer begrip voor de wilden en hun manier van samenleven met de natuur, Moeder Aarde. De indianen gaan respectvol om met alles wat levend is, mensen, dieren, maar ook stenen, bergen, rivieren en de zon, want: ‘Alles wat Hij gemaakt heeft, is bezield.’
Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel draagt Hendrick de oneerbiedige bijnaam ‘Vosberg’. Bij het dragen van een bundel pelsen is hij namelijk ooit bezweken onder het gewicht, waardoor hij bedolven raakte onder de vossenhuiden. In het tweede deel van het boek besluit Hendrick dat Vosberg verleden tijd is. Sterke Beer wil hij worden. In het derde deel krijgt hij een naam die geen van de personages aan het begin van het boek voor mogelijk had gehouden. Voor de geïnteresseerden sluit het boek af met een uitgebreide verantwoording over de geschiedenis van de Nederlandse kolonisten en de Esopus-indianen.
Ondanks de oorlog die wordt beschreven, is ‘Hendrick’ een hartverwarmend boek. Dagen nadat je het hebt uitgelezen, dwalen Hendrick, Preuwamackan, Akwaankaateew en Pumihleew nog steeds door je hoofd. Een van de belangrijkste lessen die Hendrick leert over de indianencultuur, is misschien wel een waardevolle les voor ons allemaal:
‘Leer te luisteren naar de stem van de natuur, voel de hartslag van het leven.’
Karine.
Leestip: Wil je nog meer weten over de indianencultuur? Ook Rob Ruggenberg gaat in ‘Manhatan’ terug naar de tijd van de kolonie Nieuw-Nederland in het oude Amerika.
Reageer op deze recensie