Lezersrecensie
Een aangename leeservaring
Deze verhalenbundel, die het resultaat is van een wedstrijd, bevat 26 verhalen over mensen/ wezens/ machines/ humanoïdes die zijn achtergebleven. De meeste vallen binnen het genre sciencefiction, maar een enkeling behoort tot de fantasy. Het zijn allemaal korte verhalen, die je heel goed tussendoor kunt lezen. Omdat de verhalen zo divers zijn, is er voor ieder wat wils.
De verhalen “Naya” van Hay van den Munckhof en “Sivia de meernimf” van Garvin Pouw hebben allebei iets mystieks, ze deden me denken aan het oude Griekenland met al hun goden en halfgoden.
Bij “De tombewaker” van Niels van Beelen moest ik juist aan het oude Egypte denken.
Sommige verhalen draaien om één enkele vraag. Zoals “Terminus” van Mike Jansen, waarin de vraag wordt behandeld over wat het verschil is tussen een god en een alwetende machine. En wat gebeurt er als we te afhankelijk van machines worden (“Eén van twee”, Karen van Soomeren)?
“Haarfijn uitgelegd” van Ineke van Stempvoort is een humoristisch verhaal, waarin ik me lang heb afgevraagd wat die mormels nou precies waren...
Hoe ziet een samenleving eruit waarin kinderen een zeldzaamheid zijn? Je leest het in “Je kunt niet alles hardop zeggen” van Jan P. Meijers.
Tim Reus beschrijft in “De stilte van een schilderij” de ontmoeting tussen twee vreemdelingen. Hij doet dat vanuit het jij-perspectief en gebruikt geen dialoog, toch zit je algauw midden in het verhaal en leef je mee met de eenzame hoofdpersoon.
“De Raaf, de Vrouw, het Mozaïek” van Wouter van Gorp en “Nokken” van Romi de Temmerman deden allebei een oude legende herleven.
Wat doe je als de aarde door de mens is verlaten? Blijf je dan achter of ga je weg (“De oppasser”, Jorrit de Klerk)? En hoe ziet zo'n vertrek naar een buitenaardse woonplaats er dan uit (“Het vertrek”, Annette Akkermans)?
Ik vind het heerlijk om tijd voor mezelf te hebben en af en toe even alleen te zijn, maar wat als je ontdekt dat je echt alleen op de wereld bent (“Wat tijd voor jezelf”, Mark Bruinekreeft)?
“Galts” van Mark Groenen gaat over een wereld waarin de virtuele de echte is geworden.
In “Aan het einde van de muur” van Tim Reus is te lezen wat er met de monsters onder je bed gebeurt.
“Kan ik praten, vraagt Engelbert” van Jan van Beek gaat over wat er gebeurt wanneer je niet meer vrijuit kan praten. Het deed me een beetje denken aan de STASI, maar ook aan al die (sociale) media die van alles van je weten.
“Valora's Kracht” van Cathinca van Sprundel deed me een beetje aan een Keltische sfeer denken, maar ook aan Avatar. Soms is de vijand niet wie je denkt dat hij is.
Het ene verhaal sprak me meer aan dan het andere en ik vind dat niet iedere auteur even goed geslaagd is in het verwerken van het thema.
Toch heb ik van bijna alle verhalen genoten, heb ik gelachen, ben ik gaan nadenken, ben ik stil geworden en heb ik genoten.
Als ik een favoriet moet aanwijzen, is dat zonder twijfel “Downsyndroom” van Peter Kaptein. Het gaat over mensen die afwijken van wat als normaal wordt beschouwd en zich continu moeten aanpassen om door de maatschappij geaccepteerd te worden.
De verhalen “Naya” van Hay van den Munckhof en “Sivia de meernimf” van Garvin Pouw hebben allebei iets mystieks, ze deden me denken aan het oude Griekenland met al hun goden en halfgoden.
Bij “De tombewaker” van Niels van Beelen moest ik juist aan het oude Egypte denken.
Sommige verhalen draaien om één enkele vraag. Zoals “Terminus” van Mike Jansen, waarin de vraag wordt behandeld over wat het verschil is tussen een god en een alwetende machine. En wat gebeurt er als we te afhankelijk van machines worden (“Eén van twee”, Karen van Soomeren)?
“Haarfijn uitgelegd” van Ineke van Stempvoort is een humoristisch verhaal, waarin ik me lang heb afgevraagd wat die mormels nou precies waren...
Hoe ziet een samenleving eruit waarin kinderen een zeldzaamheid zijn? Je leest het in “Je kunt niet alles hardop zeggen” van Jan P. Meijers.
Tim Reus beschrijft in “De stilte van een schilderij” de ontmoeting tussen twee vreemdelingen. Hij doet dat vanuit het jij-perspectief en gebruikt geen dialoog, toch zit je algauw midden in het verhaal en leef je mee met de eenzame hoofdpersoon.
“De Raaf, de Vrouw, het Mozaïek” van Wouter van Gorp en “Nokken” van Romi de Temmerman deden allebei een oude legende herleven.
Wat doe je als de aarde door de mens is verlaten? Blijf je dan achter of ga je weg (“De oppasser”, Jorrit de Klerk)? En hoe ziet zo'n vertrek naar een buitenaardse woonplaats er dan uit (“Het vertrek”, Annette Akkermans)?
Ik vind het heerlijk om tijd voor mezelf te hebben en af en toe even alleen te zijn, maar wat als je ontdekt dat je echt alleen op de wereld bent (“Wat tijd voor jezelf”, Mark Bruinekreeft)?
“Galts” van Mark Groenen gaat over een wereld waarin de virtuele de echte is geworden.
In “Aan het einde van de muur” van Tim Reus is te lezen wat er met de monsters onder je bed gebeurt.
“Kan ik praten, vraagt Engelbert” van Jan van Beek gaat over wat er gebeurt wanneer je niet meer vrijuit kan praten. Het deed me een beetje denken aan de STASI, maar ook aan al die (sociale) media die van alles van je weten.
“Valora's Kracht” van Cathinca van Sprundel deed me een beetje aan een Keltische sfeer denken, maar ook aan Avatar. Soms is de vijand niet wie je denkt dat hij is.
Het ene verhaal sprak me meer aan dan het andere en ik vind dat niet iedere auteur even goed geslaagd is in het verwerken van het thema.
Toch heb ik van bijna alle verhalen genoten, heb ik gelachen, ben ik gaan nadenken, ben ik stil geworden en heb ik genoten.
Als ik een favoriet moet aanwijzen, is dat zonder twijfel “Downsyndroom” van Peter Kaptein. Het gaat over mensen die afwijken van wat als normaal wordt beschouwd en zich continu moeten aanpassen om door de maatschappij geaccepteerd te worden.
2
Reageer op deze recensie