Lezersrecensie
Eén en al herkenning
Bijna in één adem las ik het boek Zondagskind van Judith Visser uit. Toen ik de achterflap las, dacht ik: eindelijk een boek waarin ik me echt kan herkennen. Net als de hoofdpersoon in Zondagskind, heb ik een vorm van autisme, waardoor dit boek één en al herkenning was. Ik wil er wel bij zeggen dat ieder mens en iedere autist anders is.
De titel slaat op het feit dat de hoofdpersoon, Jasmijn Vink, anders is dan andere kinderen. Daarnaast is ze op een zondag in 1978 geboren.
Op de cover staan verschillende vogelkooien. Sommige zijn leeg, in andere zit een gekleurd vogeltje. Het geeft heel goed weer hoe Jasmijn (en ik ook) zich vaak voelt. Ze ziet die andere wereld wel, ze wil er heel graag bij horen, maar ze wordt telkens geconfronteerd met de beperkingen van haar autisme. Net als de vogels in de kooien, lukt het haar niet om zich vrij in de gewone wereld te bewegen.
Het boek begint in 1997, wanneer Jasmijn probeert haar rijbewijs te halen. Vervolgens is er een korte vooruitblik naar het moment dat ze een diagnose krijgt voor haar anders zijn: syndroom van Asperger.
Vanaf het tweede hoofdstuk volgen we de vierjarige Jasmijn, die voor het eerst naar school moet. Voor haar vormen al die gillende, rennende kinderen in dat grote onbekende gebouw veel te veel prikkels. Haar hele vertrouwde wereld is ineens weg. Om het nog erger te maken mag Senta, haar hond en beste vriendin, niet mee naar binnen. Algauw wordt Jasmijn letterlijk ziek van al die geluiden en prikkels en ziet ze maar één uitweg: weglopen, terug naar huis waar het veilig is. Natuurlijk heeft dat consequenties en zijn de school en haar ouders doodongerust. Jasmijn snapt al die ophef niet goed, zij wilde gewoon weg uit die drukte.
In de daaropvolgende jaren leert Jasmijn met vallen en opstaan hoe ze zich in deze wereld moet gedragen. “Zo is ze nu eenmaal”, zegt haar moeder vaak als anderen vragen waarom Jasmijn is wie ze is. Haar broer Emiel, die vier jaar ouder is, vindt het vaak lastig dat hij altijd maar rekening met zijn zusje moet houden. Hij klaagt geregeld dat hij nooit eens harde muziek op mag zetten en dat de lampen niet te fel mogen branden, enz.
Jasmijn praat alleen met haar hond en later met Elvis, maar gaandeweg leert ze ook met anderen te praten. Op de basisschool heeft ze Colette, een meisje bij haar uit de buurt. Ze worden vriendinnen en Jasmijn voelt zich bij Colette meer op haar gemak dan bij andere kinderen. Toch zorgt Colettes populariteit en het feit dat zij zich wel soepel in sociale situaties weet te gedragen, ervoor dat Jasmijn zich nog meer een buitenstaander voelt.
Op de middelbare school krijgt Jasmijn pas echt een goede vriendin, die veel geduld met haar heeft en niet oordeelt, maar haar tegelijkertijd ook aanspoort om uit haar comfortzone te stappen. Ik gun iedereen een vriendin als Kirstin!
Uiteindelijk gaat Jasmijn werken en leert ze nog meer vaardigheden.
Het boek eindigt met een korte vooruitblik naar 1999, als Jasmijn besluit om zich te laten onderzoeken.
Het boek beschrijft op een eerlijke, onverbloemde wijze hoe het is om op te groeien met autisme in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. In die tijd was er weinig bekend over autisme. Jasmijns ouders weten dan ook niet goed hoe ze met hun dochter om moeten gaan en geven haar erg veel vrijheid. Soms iets te veel.
De zeer korte hoofdstukken van soms maar een halve bladzijde zijn op zichzelf staande verhalen, die samen een chronologisch geheel vormen. Gaandeweg zie je Jasmijn groeien en nieuwe vaardigheden opdoen.
Wil je weten hoe het is om autisme te hebben, dan moet je dit boek zeker lezen!
De titel slaat op het feit dat de hoofdpersoon, Jasmijn Vink, anders is dan andere kinderen. Daarnaast is ze op een zondag in 1978 geboren.
Op de cover staan verschillende vogelkooien. Sommige zijn leeg, in andere zit een gekleurd vogeltje. Het geeft heel goed weer hoe Jasmijn (en ik ook) zich vaak voelt. Ze ziet die andere wereld wel, ze wil er heel graag bij horen, maar ze wordt telkens geconfronteerd met de beperkingen van haar autisme. Net als de vogels in de kooien, lukt het haar niet om zich vrij in de gewone wereld te bewegen.
Het boek begint in 1997, wanneer Jasmijn probeert haar rijbewijs te halen. Vervolgens is er een korte vooruitblik naar het moment dat ze een diagnose krijgt voor haar anders zijn: syndroom van Asperger.
Vanaf het tweede hoofdstuk volgen we de vierjarige Jasmijn, die voor het eerst naar school moet. Voor haar vormen al die gillende, rennende kinderen in dat grote onbekende gebouw veel te veel prikkels. Haar hele vertrouwde wereld is ineens weg. Om het nog erger te maken mag Senta, haar hond en beste vriendin, niet mee naar binnen. Algauw wordt Jasmijn letterlijk ziek van al die geluiden en prikkels en ziet ze maar één uitweg: weglopen, terug naar huis waar het veilig is. Natuurlijk heeft dat consequenties en zijn de school en haar ouders doodongerust. Jasmijn snapt al die ophef niet goed, zij wilde gewoon weg uit die drukte.
In de daaropvolgende jaren leert Jasmijn met vallen en opstaan hoe ze zich in deze wereld moet gedragen. “Zo is ze nu eenmaal”, zegt haar moeder vaak als anderen vragen waarom Jasmijn is wie ze is. Haar broer Emiel, die vier jaar ouder is, vindt het vaak lastig dat hij altijd maar rekening met zijn zusje moet houden. Hij klaagt geregeld dat hij nooit eens harde muziek op mag zetten en dat de lampen niet te fel mogen branden, enz.
Jasmijn praat alleen met haar hond en later met Elvis, maar gaandeweg leert ze ook met anderen te praten. Op de basisschool heeft ze Colette, een meisje bij haar uit de buurt. Ze worden vriendinnen en Jasmijn voelt zich bij Colette meer op haar gemak dan bij andere kinderen. Toch zorgt Colettes populariteit en het feit dat zij zich wel soepel in sociale situaties weet te gedragen, ervoor dat Jasmijn zich nog meer een buitenstaander voelt.
Op de middelbare school krijgt Jasmijn pas echt een goede vriendin, die veel geduld met haar heeft en niet oordeelt, maar haar tegelijkertijd ook aanspoort om uit haar comfortzone te stappen. Ik gun iedereen een vriendin als Kirstin!
Uiteindelijk gaat Jasmijn werken en leert ze nog meer vaardigheden.
Het boek eindigt met een korte vooruitblik naar 1999, als Jasmijn besluit om zich te laten onderzoeken.
Het boek beschrijft op een eerlijke, onverbloemde wijze hoe het is om op te groeien met autisme in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. In die tijd was er weinig bekend over autisme. Jasmijns ouders weten dan ook niet goed hoe ze met hun dochter om moeten gaan en geven haar erg veel vrijheid. Soms iets te veel.
De zeer korte hoofdstukken van soms maar een halve bladzijde zijn op zichzelf staande verhalen, die samen een chronologisch geheel vormen. Gaandeweg zie je Jasmijn groeien en nieuwe vaardigheden opdoen.
Wil je weten hoe het is om autisme te hebben, dan moet je dit boek zeker lezen!
2
Reageer op deze recensie