Broodnodig, maar te kil
"Om de overgang te ontdekken van een gevuld en overzichtelijk dagelijks leven naar het aan alle kanten op, als het ware tochtige leven van een vluchteling moet hij weten wat er in het begin was, wat in het midden, en wat er nu is."
De roman Gaan, ging, gegaan van de Duitse schrijfster Jenny Erpenbeck (1967) past perfect in deze tijdsgeest en sluit naadloos aan op de actualiteit. Erpenbeck heeft zich namelijk, nog voordat de vluchtelingenstroom van afgelopen jaar plotseling hevig op gang kwam, verdiept in 'de kwestie vluchtelingen'. Gaan, ging, gegaan gaat over de gepensioneerde hoogleraar Richard die in contact komt met een groep vluchtelingen in Berlijn. Zo belandt hij in een wereld die letterlijk gezien dichtbij ons staat, maar toch – voor de meeste mensen althans – een behoorlijke ver-van-ons-bed-show is: de wereld van verblijfsvergunningen, uitzettingen, onbegrijpelijke wetgeving en taalbarrières.
Komt dus als geroepen, zou je zeggen, zo’n roman. Erpenbeck heeft zich duidelijk verdiept in het ogenschijnlijk ondoorgrondelijke web van Duitse regelgeving omtrent het beleid ten aanzien van vluchtelingen, evenals dat van andere Europese landen. Er is geen touw aan vast te knopen, daar komt Richard al gauw achter. Het leven van de vluchtelingen die hij ontmoet, allemaal afkomstig van het Afrikaanse continent, bestaat uit wachten en nog meer wachten: wachten op een verblijfsvergunning, wachten op een uitzetting, wachten op verandering of een doorbraak die misschien wel nooit zal plaatsvinden. Erpenbeck doet een poging de gelatenheid, teleurstelling en wanhoop die zich meester maakt van de vluchtelingen in Berlijn te schetsen.
De schrijfster maakt vooral pijnlijk duidelijk hoe onwetend Richard, en in het verlengde daarvan de gemiddelde Europeaan, eigenlijk is. Zo realiseert Richard zich dat hij van de meeste landen waar een aantal van de vluchtelingen die hij spreekt vandaan komt, niet eens de hoofdstad kan opnoemen. Hun cultuur, hun gebruiken en hun levenservaringen zijn niet te bevatten, maar juist daardoor zijn Richards gedachtegangen voor de lezer pijnlijk begrijpelijk: “Het grootste gedeelte van zijn leven hoopte Richard in het verste hoekje van zijn ziel dat de mensen uit Afrika minder om hun doden treuren, omdat het sterven daar van oudsher zo massaal voorkomt.”
En toch mist er iets. Erpenbeck heeft verstand van zaken, maar komt juist daardoor soms nogal kil over. Haar personages overtuigen vaak nét niet. Karon, Rashid, Osarobo: de vluchtelingen lijken te veel op elkaar en eigenlijk kun je ze nauwelijks uit elkaar houden. Daarmee is Erpenbecks vertelling vaak te klinisch en te weinig onderscheidend.
Gaan, ging, gegaan is een broodnodige roman, maar blinkt uiteindelijk vooral uit in het creëren van inzicht in het apparaat van arbitraire wetgeving omtrent de vluchtelingenkwestie. Wat betreft de menselijke, emotionele kant blijft Erpenbeck helaas te veel op de oppervlakte, waardoor Gaan, ging, gegaan je niet ráákt – zoals een roman over dit onderwerp wel zou moeten doen.
Reageer op deze recensie