Lezersrecensie
Schildersparadijs Volendam te breedvoerig neergezet door Jan Brokken
In de ontdekking van Holland beschrijft Jan Brokken (1949) schilders en andere prominente personen die ooit een bezoek brachten aan Hotel Spaander in Volendam. Een boek met een interessant verhaal dat wat mij betreft iets te uitgebreid is uitgewerkt maar waarbij de illustraties een rustpunt vormen.
Rond 1900 verbleven er veel kunstenaars in Hotel Spaander in Volendam. Deze kunstenaars waren afkomstig vanuit de hele wereld en er waren veel bekende schilders onder de gasten. De schilders kwamen volgens Brokken vooral omdat de Nederlandse luchten zo fraai waren en de bewoners van Volendam welwillend waren om model te staan voor hun schilderwerk. Veel schilders lieten ook werk achter aan de muren van het hotel. Sommige werken zijn later zo kostbaar geworden dat ze van de muur gehaald moesten worden om elders tentoongesteld te worden.
Het boek is ingedeeld in twee delen. Deel een bestaat uit elf hoofdstukken en beschrijft de periode dat Hotel Spaander in handen was van oprichter Leendert Spaander en zijn vrouw Aaltje. Een enorme hoeveelheid kunstenaars wordt beschreven en het wel en wee van Leendert en Aaltje en hun tien kinderen komt in dit deel aan bod. Diverse dochters werden naar kunstenaars genoemd en trouwden ook met kunstenaars.
Deel twee bevat vierentwintig hoofdstukken en gaat ook over Hotel Spaander, maar het is dan mei 2022 en er zijn andere eigenaren. In dit deel wordt de vraag gesteld waarom al die kunstenaars toch naar dit dorp aan de Zuiderzee (het tegenwoordige IJsselmeer) kwamen. In welke mate had dit te maken met de ligging van Volendam aan de Zuiderzee en de invloed hiervan op de Hollandse luchten en het licht? Was het het drama van het vissersleven of waren het de aparte en bijzondere kleuren? Ook in dit deel wordt er teruggekeken naar bekende schilders en passeren weer vele kunstenaars de revue.
Sommige schilders maakten in Volendam hun beste werkstukken. Er is ook aandacht voor vrouwelijke schilders en op de kaft staat een prachtig schilderij van de hand van de Amerikaanse schilder Elizabeth Nourse (On the dyke at Volendam, 1895).
Per hoofdstuk beschrijft Brokken een schilder die naar het hotel kwam, hij bespreekt schilderijen die er gemaakt werden en de invloeden van andere kunstenaars op de genoemde schilder. En hoewel dit allemaal heel interessant is, is dit ook het punt waarop ik de weg kwijtraak. Er zijn zulke uitweidingen over kunstenaars die van invloed waren op de beschreven schilder dat ik soms door de bomen het bos een beetje kwijtraak. Schrijven is duizend levens leiden, zo schrijft Jan Brokken op pagina 88 en ik krijg een beetje het gevoel dat hij al die duizend levens in dit ene boek van 316 pagina’s wil beschrijven. Ook bij het gebruik van beeldspraak erger ik me af en toe flink, zoals op pagina 199. Daar heeft Brokken het over het werk Kinderbegrafenis: “… het werk uit 1887 zit nu in de collectie van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en hoort daar thuis als liturgisch vaatwerk in een sacristie.” Wat mij betreft in 2024 een onnodige vergelijking die menig lezer zonder katholieke achtergrond in deze tijd niet meer zal begrijpen. Op dit punt dacht ik echt dat ik dit boek maar snel zou terugbrengen naar de bibliotheek.
Ondanks de wirwar aan namen leest het boek toch in een ontspannen tempo, mede door de fijne bladspiegel. Ik laat de namenbrij maar aan me voorbijgaan. Her en der staan illustraties van werken die in Volendam geschilderd werden en dat geeft een mooi tijdsbeeld weer. Ik krijg een soort haat-liefdeverhouding met dit boek. Mooie verhalen, maar ook te veel uitweidingen en ‘namedropping’. Het doet mij aan een ander spreekwoord denken: “In die Beschränkung zeigt sich der Meister.” (In de beperking toont zich de meester, een gezegde afkomstig van Johann Wolfgang von Goethe). Brokken heeft naar mijn mening met beperking nogal moeite.
Het taalgebruik in het boek is af en toe nogal archaïsch (ouderwets) en qua zinslengte doet Brokken niet veel onder aan schrijver Louis Couperus, die soms zinnen van een hele bladzijde produceerde. Net als Couperus maakt Jan Brokken veelvuldig gebruik van bijvoeglijk naamwoorden en bijzinnen om zijn verhaal op papier te zetten, alsof hij wil schilderen met woorden. Dit maakt zijn verhaal er niet altijd duidelijker op. Enige kennis van de natuur is ook handig: walstro, bitterkruid, borstelkrans en jakobskruiskruid worden in één adem genoemd.
In het boek staan zo’n 65 illustraties van werk en/of foto’s van kunstenaars die hun inspiratie in Volendam vonden. Zij verhelderen en verluchtigen het verhaal aanzienlijk. Mooi om ze zo samengebracht in dit boek te zien. Beslist een pluspunt voor deze uitgave.
Ook is er een overzicht van 12 pagina’s met verantwoording en bronnen, waarin Brokken aangeeft waar hij zijn informatie vandaan heeft en de mate van betrouwbaarheid ervan beschrijft. Het overzicht maakt duidelijk dat Brokken heel veel onderzoek heeft gedaan en het biedt een mooie service aan de lezer die verder onderzoek wil doen.
Brokken draagt het boek op aan de Nederlandse dichter Hans Tentije, met wie hij in 1980 in het hotel verbleef. “Water alom, wind in de oren, meeuwen glijdend door een zilveren lucht, dat alles vond ik in de poëzie van Hans Tentije terug,” aldus Brokken (pagina 14). Brokkens kennismaking met Hotel Spaander kwam door een gedicht van Tentije, ‘Thaulows dood’. Het gedicht ging over één van de schilders die in Volendam verbleven en die in hoofdstuk 1 besproken wordt. Samen met Tentije bezocht Brokken naar aanleiding van dit gedicht Hotel Spaander. Tentije overleed op 26 oktober 2023.
Rond 1900 verbleven er veel kunstenaars in Hotel Spaander in Volendam. Deze kunstenaars waren afkomstig vanuit de hele wereld en er waren veel bekende schilders onder de gasten. De schilders kwamen volgens Brokken vooral omdat de Nederlandse luchten zo fraai waren en de bewoners van Volendam welwillend waren om model te staan voor hun schilderwerk. Veel schilders lieten ook werk achter aan de muren van het hotel. Sommige werken zijn later zo kostbaar geworden dat ze van de muur gehaald moesten worden om elders tentoongesteld te worden.
Het boek is ingedeeld in twee delen. Deel een bestaat uit elf hoofdstukken en beschrijft de periode dat Hotel Spaander in handen was van oprichter Leendert Spaander en zijn vrouw Aaltje. Een enorme hoeveelheid kunstenaars wordt beschreven en het wel en wee van Leendert en Aaltje en hun tien kinderen komt in dit deel aan bod. Diverse dochters werden naar kunstenaars genoemd en trouwden ook met kunstenaars.
Deel twee bevat vierentwintig hoofdstukken en gaat ook over Hotel Spaander, maar het is dan mei 2022 en er zijn andere eigenaren. In dit deel wordt de vraag gesteld waarom al die kunstenaars toch naar dit dorp aan de Zuiderzee (het tegenwoordige IJsselmeer) kwamen. In welke mate had dit te maken met de ligging van Volendam aan de Zuiderzee en de invloed hiervan op de Hollandse luchten en het licht? Was het het drama van het vissersleven of waren het de aparte en bijzondere kleuren? Ook in dit deel wordt er teruggekeken naar bekende schilders en passeren weer vele kunstenaars de revue.
Sommige schilders maakten in Volendam hun beste werkstukken. Er is ook aandacht voor vrouwelijke schilders en op de kaft staat een prachtig schilderij van de hand van de Amerikaanse schilder Elizabeth Nourse (On the dyke at Volendam, 1895).
Per hoofdstuk beschrijft Brokken een schilder die naar het hotel kwam, hij bespreekt schilderijen die er gemaakt werden en de invloeden van andere kunstenaars op de genoemde schilder. En hoewel dit allemaal heel interessant is, is dit ook het punt waarop ik de weg kwijtraak. Er zijn zulke uitweidingen over kunstenaars die van invloed waren op de beschreven schilder dat ik soms door de bomen het bos een beetje kwijtraak. Schrijven is duizend levens leiden, zo schrijft Jan Brokken op pagina 88 en ik krijg een beetje het gevoel dat hij al die duizend levens in dit ene boek van 316 pagina’s wil beschrijven. Ook bij het gebruik van beeldspraak erger ik me af en toe flink, zoals op pagina 199. Daar heeft Brokken het over het werk Kinderbegrafenis: “… het werk uit 1887 zit nu in de collectie van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en hoort daar thuis als liturgisch vaatwerk in een sacristie.” Wat mij betreft in 2024 een onnodige vergelijking die menig lezer zonder katholieke achtergrond in deze tijd niet meer zal begrijpen. Op dit punt dacht ik echt dat ik dit boek maar snel zou terugbrengen naar de bibliotheek.
Ondanks de wirwar aan namen leest het boek toch in een ontspannen tempo, mede door de fijne bladspiegel. Ik laat de namenbrij maar aan me voorbijgaan. Her en der staan illustraties van werken die in Volendam geschilderd werden en dat geeft een mooi tijdsbeeld weer. Ik krijg een soort haat-liefdeverhouding met dit boek. Mooie verhalen, maar ook te veel uitweidingen en ‘namedropping’. Het doet mij aan een ander spreekwoord denken: “In die Beschränkung zeigt sich der Meister.” (In de beperking toont zich de meester, een gezegde afkomstig van Johann Wolfgang von Goethe). Brokken heeft naar mijn mening met beperking nogal moeite.
Het taalgebruik in het boek is af en toe nogal archaïsch (ouderwets) en qua zinslengte doet Brokken niet veel onder aan schrijver Louis Couperus, die soms zinnen van een hele bladzijde produceerde. Net als Couperus maakt Jan Brokken veelvuldig gebruik van bijvoeglijk naamwoorden en bijzinnen om zijn verhaal op papier te zetten, alsof hij wil schilderen met woorden. Dit maakt zijn verhaal er niet altijd duidelijker op. Enige kennis van de natuur is ook handig: walstro, bitterkruid, borstelkrans en jakobskruiskruid worden in één adem genoemd.
In het boek staan zo’n 65 illustraties van werk en/of foto’s van kunstenaars die hun inspiratie in Volendam vonden. Zij verhelderen en verluchtigen het verhaal aanzienlijk. Mooi om ze zo samengebracht in dit boek te zien. Beslist een pluspunt voor deze uitgave.
Ook is er een overzicht van 12 pagina’s met verantwoording en bronnen, waarin Brokken aangeeft waar hij zijn informatie vandaan heeft en de mate van betrouwbaarheid ervan beschrijft. Het overzicht maakt duidelijk dat Brokken heel veel onderzoek heeft gedaan en het biedt een mooie service aan de lezer die verder onderzoek wil doen.
Brokken draagt het boek op aan de Nederlandse dichter Hans Tentije, met wie hij in 1980 in het hotel verbleef. “Water alom, wind in de oren, meeuwen glijdend door een zilveren lucht, dat alles vond ik in de poëzie van Hans Tentije terug,” aldus Brokken (pagina 14). Brokkens kennismaking met Hotel Spaander kwam door een gedicht van Tentije, ‘Thaulows dood’. Het gedicht ging over één van de schilders die in Volendam verbleven en die in hoofdstuk 1 besproken wordt. Samen met Tentije bezocht Brokken naar aanleiding van dit gedicht Hotel Spaander. Tentije overleed op 26 oktober 2023.
1
Reageer op deze recensie