Uitblinken tijdens het duisterste uur van de Olympische Spelen
Voor de Spelen van 1936 was er veel discussie vooraf – moeten we wel deelnemen aan de Spelen die door het ‘nieuwe Duitsland’ als een politiek instrument worden gebruikt? – maar was het evenement zelf een sportfeest waar nauwelijks een valse noot te horen was. Die kwamen pas later toen het Duitse regime zijn ware gezicht had laten zien.
Berlijn 1936 is Hitler, Goebbels en Riefenstahl en zal daar altijd mee verbonden blijven. Maar Berlijn 1936 is ook Jesse Owens, Rie Mastenbroek en Tinus Osendarp. Vooral de twee Nederlandse sterren van de Olympische Spelen van Berlijn spelen in het boek van Auke Kok de hoofdrol. Het zijn tragische verhalen van twee Nederlandse topsporters die schitterden op vergiftigde Spelen, zo weten we later. Maar Kok reconstrueert vooral hoe het toen was; voor de sporters, maar ook voor de bestuurders van de bonden die moesten beslissen of de atleten wel of niet naar Berlijn zouden afreizen. Een grote rol was daarbij weggelegd voor Karel Lotsy, de man die de Olympische gedachte in Nederland in woord en daad uitdroeg en de sporters en de fans warm probeerde te laten lopen voor de Olympische Spelen.
De verwachtingen in Nederland waren hooggespannen wat betreft onze zwemtalenten Willy den Ouden en Rie Mastenbroek, twee meisjes van 18 en 17. En voor de baanwielrenner Arie van Vliet en voor Tinus Osendarp, de sprinter uit Rijswijk die zich misschien wel kon meten met de supersnelle Amerikaan Owens. Kok reconstrueert de Nederlandse equipe, die ‘rommelig en ongedisciplineerd’ vertrok richting de Olympiade, maar daar deels (de mannen dan) terecht kwam in een idyllisch Olympisch dorp. Voor de vrouwen, onder wie de zwemtalenten van Ma Braun, was het allemaal wat simpeler. Vervolgens was er de openingsceremonie en de binnenkomst van de teams die langs het ereterras met daarop Hitler, Goebbels en Göring moesten lopen. Gingen ze salueren en hoe, of toch maar helemaal niet? Het waren toen al lastige afwegingen, zo blijkt. De Nederlandse atleten besloten helemaal niet te groeten en zullen daar jaren later blij om zijn geweest.
Rie Mastenbroek zal voor eeuwig de boeken in gaan als de keizerin van de Spelen van 1936. Drie keer won ze goud, een keer zilver. Tot dan toe de beste Olympische prestatie ooit voor een Nederlandse olympische sportster, tot Fanny Blankers-Koen twaalf jaar later in Londen 1984 naar vier keer goud zou sprinten en springen. Kok laat Mastenbroeks zoon Otto vertellen hoe Rie dertig jaar na ‘Berlijn’ Fanny Blankers-Koen begroet op de Albert Cuypmarkt en daar straal genegeerd wordt door ’s lands beroemdste atlete. Rie was de ster van die verguisde Spelen. Fanny, als jonge atlete ook al aanwezig in Berlijn, werd de ster van de grote positieve naoorlogse Spelen en distantieerde zich van 1936.
1936 is ook het verhaal van Osendarp, de sprinter die met twee keer brons achter de ongenaakbare Amerikanen de bijnaam ‘de snelste blanke van de wereld’ kreeg. Osendarp liet zich voor het arische karretje van het Dritte Reich spannen en werd zo gaandeweg het pad van zijn latere collaboratie ingeduwd. Koks hoofdstuk over de naoorlogse boetedoening van de sprinter – na zijn gevangenisstraf van twaalf jaar omdat hij in de oorlog medewerker was van de Sicherheitsdienst - is een aaneenschakeling van tragische momenten.
Riefenstahls Olympia, de film over de Spelen van 1936, zou in 1938 uitkomen en was een ode aan de schoonheid. De schoonheid van de sporten en van het menselijk lichaam. De Spelen zelf en de deelnemers zouden later niet zo herinnerd worden. Voor de Nederlandse topsporters die een ongekende prestatie neerzetten in Berlijn 1936 is dat treurig. Voor hen is 1936. We gingen naar Berlijn.
Reageer op deze recensie