Mien: eigenzinnig en ambitieus naar de wereldtitel op de fiets
Het verhaal van Nederlands eerste wereldkampioene wielrennen – nog voor die titel officieel werd – wordt uit de vergetelheid gehaald met de biografische roman Mien.
Op 1 juli gaat de Giro Rosa van start, de belangrijkste meerdaagse wielerkoers voor de vrouwen. Waarschijnlijk zal van de tiendaagse rittenkoers door Italië net als in de meeste voorgaande edities nauwelijks livebeeld te zien zijn, al ijvert Karl Vannieuwkerke bij Vive le Vélo op de VRT daar al jaren voor. Het staat in schril contrast met de totale mediagekte die een dag later bij de Tour de France losbarst. Wat dat betreft is er nog veel te winnen voor het vrouwenwielrennen. Het criterium dat de vrouwen sinds twee jaar op de slotdag van de Tour over hetzelfde parcours in Parijs rijden is in ieder geval een goede stap voorwaarts.
Maar ze zijn van ver moeten komen, de vrouwen die wilden koersen. In de biografische roman Mien Een vergeten geschiedenis richt Mariska Tjoelker de schijnwerpers op Nederlands eerste wereldkampioene wielrennen Mien van Bree. De wielrenster uit Loosduinen greep de wereldtitel in 1938.
Maar Elsy Jacobs is in 1958 toch de eerste vrouw die wereldkampioen wielrennen werd, hoor ik de wielerkenner onder u zeggen, of Keetie van Oosten-Hage is toch de eerste Nederlandse die de regenboogtrui wist te veroveren? Dat was inderdaad nadat de wielerunie UCI dan toch maar na jaren van vrouwenwedstrijden akkoord ging met het organiseren van een officieel WK voor vrouwen. Gekoerst werd er al veel langer, vooral in de jaren dertig en dan vooral bij onze zuiderburen.
Mien van Bree komt in aanraking met de koers door de Scheveningse Veldrit die sinds 1925 jaarlijks wordt georganiseerd. Daar ziet ze als 15-jarige voor het eerst vrouwen koersen en is ze verkocht. Anderhalf jaar later in 1931 is de wielervereniging voor dames Vooruit Is Ons Streven (VIOS) een feit. Ook een stimulans voor haar is de steun die ze krijgt van wielerkampioen en plaatsgenoot Piet Moeskops. Met zo’n voorbeeld voelt ze zich alleen gesterkt en in 1932 nemen de dames van VIOS voor het eerst deel aan een koers, vanzelfsprekend in België. Daar zien ze ook voor het eerst Elvire de Bruyn, de Belgische wielerkampioene aan het werk. Tjoelker beschrijft mooi hoe Mien definitief in de ban van de koers raakt en gestaag klimt in de uitslagen van de wielerwedstrijden, een opmars die voor haarzelf niet snel genoeg gaat.
Wielrennen voor vrouwen was niet gepast in die tijd, sporten voor vrouwen sowieso niet. Hooguit voor meer ‘vrouwelijke sporten’ als zwemmen was een beetje begrip. Voor vrouwen op de fiets zeker niet, zelfs niet in België waar de vrouwenkoers volgens de auteur in die tijd populair is. Het boek gaat niet zozeer over sportuitslagen, maar meer over de ontwikkeling van het vrouwenwielrennen in die jaren. Vooral in de commentaren waarmee Tjoelker elk hoofdstuk laat beginnen spreekt de afkeer en het onbegrip voor vrouwen die wielrennen. Ook de grote geschiedenis van de jaren dertig marcheert het boek in; de politieke onrust in buurland Duitsland en de economische malaise die ook de tuinders in Loosduinen treft, onder wie de vader en broers van Mien.
Mien pakt in 1938 eindelijk de wereldtitel na enkele tweede plaatsen. Vooral ook omdat Elvire de Bruyn zichzelf officieel heeft laten veranderen in Willy de Bruyn en niet meer kan deelnemen bij de vrouwen. De hoofdpersonen van dit boek zijn pioniers op meerdere gebieden. Het verhaal van Elvire is opzienbarend. Het persoonlijke verhaal van Mien die met haar geliefde Maria een Belgisch café gaat uitbaten net zozeer. Aan het sportieve deel komt echter abrupt een eind door de Tweede Wereldoorlog en voor Mien door de roep om haar gedwongen terugkeer naar Loosduinen om voor haar moeder te zorgen. Het is het einde van een sportcarrière en het begin van een tragisch verloop van haar verdere leven.
Tjoelker leeft zich in de hoofdpersoon in maar hemelt haar zeker niet op. Ze maakt Miens frustratie over haar misgelopen sportcarrière invoelbaar en beschrijft hoe ze meeleeft met successen en problemen van sommige latere sportvrouwen. Daarbij wordt Mien steeds meer een tragische roman en minder een non-fictie boek gestaafd op harde feiten, zoals de auteur ook vermeldt. De biografische roman is het verhaal van een wielercarrière die toentertijd uniek was in Nederland, maar helaas nooit tot volledige bloei is kunnen komen. Maar het is ook de geschiedenis van vrouwen die knokken voor een plaats in de sport en zich tegelijkertijd moeten aanpassen aan de wereld om hen heen. Tachtig jaar later is die strijd nog steeds niet helemaal gestreden als je de emancipatie van het vrouwenwielrennen vergelijkt met andere vrouwensporten.
Reageer op deze recensie